Site-hulpmiddelen

Gebruikershulpmiddelen


De Hebreeuwse Bijbel

1. Een geschiedenis

1.1. Een joods geschiedenisboek

De Hebreeuwse Bijbel is een boek dat aan de basis ligt van de joodse godsdienst, de joodse cultuur en het joodse alledaagse leven. Het is een boek dat de joden zo belangrijk vinden dat ze het “heilig” noemen. Het Hebreeuwse woord voor heilig is qadàsj. Qadàsj betekent ‘afgezonderd, uitgekozen zijn’. Iets heiligs is dus iets bijzonders, iets dat niet “gewoon” is.

Het gaat hier dus om een bijzonder boek.

Dat woordje “heilig” klinkt ons, moderne Bijbellezers, een beetje zalvend in de oren.

Voor ons is het één van de vele boeken die in het Nederlands vertaald zijn. Nederlands dat soms zo “gewoon” is dat het het laatste restje mysterie heeft verloren.

Het vreemde dat het boek nog voor ons heeft, wijten we vooral aan haar hoge ouderdom. Zoals elk boek van vroeger gaat het over mensen die anders leefden dan wij, anders dachten dan wij, anders geloofden dan wij.

Maar zoals elk boek van vroeger heeft het ook iets herkenbaars. Er komen namen in voor die nog regelmatig het nieuws van de dag halen. “Israël”, “Jeruzalem”, “Hebron”, “de Jordaan”, “Egypte”, “Libanon”, bijvoorbeeld.

Het gaat namelijk over de joden. Joden die op de plek leefden die sinds 1948 weer Israël heet.

Het is daarom niet zo vreemd dat we in de Bijbel tegenwoordig een soort geschiedenisboek zien. Een boek over de vroegste geschiedenis van de joden.

1.2. Een joodse geschiedenis

Deze geschiedenis begint dan bij Abraham, Izak en Jakob, nomaden die met hun kudden rondtrekken in het land dat in die tijd “Kanaän” heet. De verhalen over deze nomaden kun je lezen in Genesis, het eerste Bijbelboek.

Aan het einde van dat boek wijkt het nomadengroepje uit naar Egypte. Er is namelijk hongersnood in Kanaän en in Egypte is genoeg te eten.

In Egypte groeit het groepje uit tot een groot volk. De Farao, de Egyptische koning, vindt dat maar niks en laat hen slavenwerk verrichten. Inmiddels zijn we dan aanbeland in Exodus, het tweede Bijbelboek.

Eén van de nomaden, Mozes, komt tegen de Farao in opstand. Wonderlijke gebeurtenissen vinden plaats en het volk ontsnapt aan Farao’s greep. Deze ontsnapping wordt ook nu nog elk jaar met Pèsàch door de joden herdacht.

Onder leiding van Mozes trekt het volk naar de berg Sinaï, waar het een overeenkomst sluit met JHWH, de God van hun stamvaders, de God die de joden nu nog altijd als de enige God vereren.

Mozes klimt de berg op en ontvangt van God de Thorah, het boek dat de joden als de kern van de Hebreeuwse Bijbel beschouwen, en, behalve de al genoemde boeken Genesis en Exodus, ook nog de boeken Leviticus, Numeri en Deuteronomium bevat.

Na lange omzwervingen door de woestijn trekken deze Israëlieten - want zo heten ze in de Bijbel - onder leiding van Jozua de Jordaan over die de oostelijke grens van het land Kanaän vormt.

In het land Kanaän wonen de Kanaänieten, boeren, die andere goden vereren. Na enkele veldslagen moeten zij het onderspit delven. De Israëlieten verdelen het veroverde land over hun eigen clans, hun eigen stammen. Over dit alles kun je lezen in het Bijbelboek Jozua.

De strijd is echter niet afgelopen. Steeds opnieuw moeten de Israëlieten het hoofd bieden aan groepen tegenstanders. Lees het Bijbelboek Richteren er maar op na.

Pas als David van het Israëlitische stammenverband een staat maakt, breekt er een periode van rust aan. De verhalen over David vindt je in de beide boeken van Samuël.

De volgende koning, Salomo, bouwt een heiligdom, een tempel voor God. Hij gebruikt daarvoor ondermeer het materiaal dat zijn vader al verzameld heeft. In Salomo’s tijd kent Israël grote welvaart.

Na Salomo’s dood komen de noordelijke stammen in opstand en splitst het land zich op in een noordelijk en een zuidelijk koninkrijk. De koningen in het noordelijke koninkrijk zijn volgens de Bijbel stuk voor stuk foute koningen. De koningen uit het zuidelijke koninkrijk gedragen zich soms beter, maar zelfs daar halen maar twee koningen het niveau van David. Dat zijn Hizkia en Josia. Dit alles lees je in de Bijbelboeken die 1 en 2 Koningen heten.

Assur maakt een einde aan het noordelijke rijk en Babel aan het zuidelijke rijk. Als de Perzen de macht grijpen, keert een deel van de joden terug naar het land, waar ze een nieuwe tempel bouwen. Verhalen over deze teruggekeerde joden vindt je in de Bijbelboeken Ezra en Nehemia.

In het jaar 70 wordt deze inmiddels door koning Herodes verfraaide tempel door de Romeinen verwoest. De Westelijke muur is er het enige overblijfsel van.

Dan volgt een periode van bijna tweeduizend jaar waarin de joden hun land kwijt zijn.

Een foto uit 1891 van joodse vrouwen die bij de Westelijke muur treuren om hun verwoeste tempel

2. Een droom

2.1. Josia’s droom

Vele archeologen hebben in Israël gezocht naar bewijzen voor deze Bijbelse geschiedenis.

In hun boek ‘De bijbel als mythe’ maken Israël Finkelstein en Neil Asher Silberman een voorlopige balans op van die zoektocht. Volgens dat boek zijn grote delen van de Bijbelse geschiedenis archeologisch gezien op drijfzand gebouwd. Zo zijn er nooit archeologische bewijzen gevonden voor:

  • Het bestaan van Abraham, Izak en Jacob.
  • De uittocht van een groot joods volk uit Egypte.
  • Een gewelddadige verovering van het land Kanaän.

Zelfs de glorietijd van Israël, het rijk van David en Salomo, is volgens het boek een mythe. Jeruzalem, de stad van David en Salomo, was in die tijd ‘op zijn best niet meer dan een dorp in het hoogland’.1)

Heel die Bijbelse geschiedenis is volgens Finkelstein en Silberman een constructie uit het einde van de zevende eeuw voor de jaartelling. Op dat moment was alleen het zuidelijke rijk er nog. Een rijk dat ook toen nog weinig voorstelde. Finkelstein en Silberman beschrijven het als een ‘dunbevolkt gebied waar voornamelijk herders en boeren leefden’.2) Jeruzalem, dat in dat gebied lag, was inmiddels uitgegroeid tot een ‘Middenoosters marktstadje’ met ‘dicht opeen staande bazaars en huizen’, een ‘tempelcomplex’ en een ‘bescheiden koninklijk paleis’.3) Vanuit dat paleis regeerde Josia zijn kleine koninkrijk.

Op geloofsgebied was Josia een uitzondering. Hij verwierp namelijk de toen wijdverbreide opvatting dat er meerdere goden naast elkaar bestonden die allemaal op “hun manier” geëerd moesten worden. Voor Josia was er maar één God, JHWH, en één cultus, de tempeldienst in Jeruzalem.

Ook vóór deze koning waren er al “JHWH-isten” geweest, zowel in het zuidelijke rijk als in het noordelijke rijk. Vele van deze JHWH-isten hadden verhalen in omloop gebracht. In de kring rond Josia werden die verhalen verzameld en bewerkt tot de eerste versie van wat nu de Hebreeuwse Bijbel is, een werk dat Finkelstein en Silberman een ‘briljant product van de menselijke verbeelding’ noemen.4)

Volgens Finkelstein en Silberman biedt de Bijbel ons dus geen informatie over de geschiedenis van het joodse volk. In de Bijbel lezen we slechts hoe die geschiedenis volgens Josia en de andere JHWH-isten eruit had moeten zien.

Het gaat dus om een “mythe”, een droom die Josia als eerste in praktijk probeerde te brengen. Een droom waarin alles beleefd en gedaan werd vanuit het geloof in de ene God JHWH.

2.2. Het einde en het nieuwe begin

De droom werd echter ruw verstoord in Megiddo. Daar werd Josia namelijk gedood door de Egyptische Farao.5)

Overblijfselen van Megiddo, een stad die 6000 jaar de internationale handel in deze streek domineerde. Het team dat deze opgravingen deed, werd geleid door Israel Finkelstein en Eric Cline.

De droom had volgens Finkelstein en Silberman sowieso in duigen moeten vallen. De tijd was namelijk nog niet rijp voor een geloof in één God. Politiek gezien was het veel handiger om naast jouw God ook de goden van de buren te vereren. Dat deed koning Achab van het noordelijke rijk en de koningen Achaz en Manasse van het zuidelijke rijk.

Volgens Finkelstein en Silberman hebben Achab, Achaz en Manasse Israël op de kaart gezet. De Bijbel, het boek van Josia en zijn JHWH-isten, bestempelt dit drietal echter als de slechtste joodse koningen ooit.6)

In 586 voor de jaartelling verwoesten de Babyloniërs Jeruzalem en de tempel en voeren haar bevolking mee naar Babel. Sommige ballingen nemen Josia’s droom mee naar het land van de vreemdelingen waar ze moeten wonen. En als de Perzen hun toestemming geven hun stad en tempel weer op te bouwen, maken ze daar dankbaar gebruik van.

Daar, onder heerschappij van de Perzen en later van de Grieken, ontstaat volgens Finkelstein en Silberman de rest van de Hebreeuwse Bijbel, een Bijbel die de joden meenemen als de Romeinen voor de tweede keer hun stad en tempel verwoesten.

3. Het succes van de Hebreeuwse Bijbel

3.1. Twee wereldgodsdiensten

Voor Filkerstein, Silberman en vele andere wetenschappers is de Hebreeuwse Bijbel een boek van dromers. Dromers die dwars tegen de tijdgeest in, in één God bleven geloven.

In de laatste tweeduizend jaar is dat geloof echter heel succesvol geworden. In die tijd hebben zich twee wereldgodsdiensten ontwikkeld, het christendom en de islam. Anno 2013 spreken we dan over meer dan de helft van de mensen.

Zonder de Hebreeuwse Bijbel zou dat alles niet plaats hebben gevonden.

3.2. De Bijbel van de christenen

De christenen hebben de Hebreeuwse Bijbel zelfs in hun eigen Bijbel opgenomen. Ze kennen het als het “Oude Testament”, het boek dat voorafgaat aan het “Nieuwe Testament” dat in het Grieks geschreven is.

De hoofdpersoon van dat Nieuwe Testament is Jezus. Hij wordt daar geschetst als degene waar alle Oude Testamentische thema’s op uitlopen, als de “vervulling” van alles waar dat Oude Testament over spreekt.

In Jezus heeft dat boek dus haar doel bereikt.

Volgens de christenen toont het Nieuwe Testament Jezus in zijn volle glans. Ook het Oude Testament spreekt over hem, maar op een meer verborgen manier.

Christenen lezen dat Oude Testament niet in het Hebreeuws, maar in een vertaling. Voor de vroegste christenen was dat het Grieks.7) Later kwam daar nog het Latijn bij.8)

In die vertalingen vonden zij in het Oude Testament allerlei gebeurtenissen en zaken die leken op gebeurtenissen en zaken uit het Nieuwe Testament. Ook vonden ze Bijbelse personages waarin al iets van Jezus te zien was. Deze personages noemden ze “typen van Christus”.

Ze lazen het Oude Testament dus met de bril van het Nieuwe Testament.

De Hebreeuwse Bijbel zelf, met de uitleg die de joden eraan gaven, is bij hen uit het zicht geraakt.

In het Nieuwe Testament waren Jezus en de Hebreeuwse Bijbel nog onverbrekelijk met elkaar verbonden. Johannes, één van de schrijvers van dit Nieuwe Testament, noemt Jezus zelfs het ‘vlees en bloed geworden Woord’.9)

Voor Johannes is Jezus dus een “Hebreeuwse Bijbel van vlees en bloed”. In zijn tijd was er namelijk maar één Woord, de Hebreeuwse Bijbel.

3.3. De Koran van de moslims

De moslims hebben een eigen heilig boek, de Koran. In deze Koran wordt verwezen naar de vorige heilige boeken, de Taurat, de Thorah, van de joden en de Indjil, het Evangelie, van de christenen.

Volgens de moslims bevestigt de Koran de Indjil, zoals de Indjil de Taurat bevestigt. Als Mohammed, de Profeet van de islam, twijfelt aan de boodschap van de Koran raadt God hem aan navraag te doen bij de joden en de christenen:

Maar als jij twijfelt over wat Wij aan jou geopenbaard hebben, vraag (het) dan degenen die het Boek vóór jou lazen’.10)

Volgens de Koran zijn de heilige boeken van de joden en de christenen dus, net als de Koran zelf, het Woord van God. Deze boeken kunnen nooit met elkaar in tegenspraak zijn. Volgens de Koran vormen ze zelfs één Boek.

Later blijkt echter dat de joden en de christenen over het Boek met elkaar en met Mohammed van mening verschillen en dat blijven doen.

Aan het Boek kan het niet liggen. Dat is namelijk het Woord van God. Wanneer er meningsverschillen over zijn, kan dat maar één ding betekenen: dat Gods woorden verdraaid worden. Volgens de Koran maken zowel de joden als de christenen zich daaraan schuldig.

Hoe verdraaien ze die woorden dan? Door ze verkeerd te interpreteren. Dat zeggen gezaghebbende islamitische geleerden als Tabarī en Boecharī.11)

De heilige boeken zelf zijn ongeschonden.

Tegenwoordig nemen de meeste moslims echter aan dat de joden en de christenen Gods Woord vervalst hebben. Door die uitleg zetten ze het bovengenoemde Koranvers dan wel buiten spel.

Als de joden en de christenen hun heilige boeken vervalst hebben, hoeven ze die natuurlijk niet te raadplegen. De Bijbel blijft daarom een gesloten boek voor ze.

Hoe dan ook, het wemelt in de Koran van de gegevens uit de Bijbel en de Bijbelse traditie.

3.4. Conclusie

Het succes van de Hebreeuwse Bijbel is overweldigend geweest. Zonder dit boek zou er geen Nieuwe Testament en geen Koran zijn en dus ook geen christendom en islam.

Ondanks dat succes is de Hebreeuwse Bijbel zelf in deze godsdiensten op de achtergrond gebleven. Christenen lezen het in vertaling door “de bril van het Nieuwe Testament” en moslims lezen het helemaal niet.

4. Het Oude Testament in de problemen

4.1. Het probleem van de vertaling

In mijn document Het Hebreeuws betoogde ik dat het Hebreeuws geen gewone taal is.

Het Hebreeuws is een taal waarin elke letter een betekenis heeft.

De Hebreeuwse Bijbel is een netwerk van al deze betekenissen. Een netwerk dat zo breed en zo diep is dat uitleg bijna onbegonnen werk is. Niet voor niets vormen de boeken waarin dat werk ter hand genomen wordt, een enorm complex. Over dit complex heb ik in mijn document Weinreb en de Joodse Overlevering het een en ander geschreven.

Christenen lezen de Hebreeuwse Bijbel vrijwel altijd in een vertaling. Ook zijn zij over het algemeen niet bekend met de joodse uitlegtraditie.

Met behulp van hun vertalingen kunnen zij het beeldverhaal leren kennen. Dat zegt hen welke personen er in de Hebreeuwse Bijbel voorkomen, wat ze meemaken, wat ze zeggen, enzovoort. De diepere betekenislagen van dit boek kunnen zij zo echter niet bereiken.

Als alle thema’s van het boek werkelijk in het Nieuwe Testament uitmonden, hoeft dat echter geen ramp te zijn. Dan kun je via dat Nieuwe Testament toch bij het hart van het boek komen.

Dat geldt ook voor hen die de Bijbel niet in het Grieks, maar in het Nederlands of in een andere moderne taal lezen. Deze zijn namelijk vrijwel altijd van dezelfde taalgroep.

Christenen hebben daarom eeuwenlang veel aan hun Oude Testamenten, hun vertaalde Hebreeuwse Bijbels, gehad.

4.2. Het probleem van de tijd

De tijden zijn echter veranderd.

Meer en meer christenen lezen hun Oude Testament tegenwoordig als een zelfstandig boek. Ze willen weten wat er werkelijk staat. Los van de “inlegkunde” van hun traditionele geloofsgenoten.

Maar daardoor komt hun Oude Testament pas echt in de problemen. Er was al een vertaalprobleem, maar nu komt er ook nog een tijdprobleem bij. De Bijbel is namelijk geschreven in een premoderne tijd. De christenen in het westen zijn echter moderne en postmoderne mensen geworden.

Wanneer wij, westerlingen, slechts gewapend met ons eigen verstand en gevoel de Bijbel lezen, stuiten wij op een tijdmuur.

De kloof tussen de “tijd van de Bijbel” en “onze tijd” is groot en wordt, door het tempo waarin tegenwoordig alles veranderd, almaar groter. Dat geldt al voor het Nieuwe Testament, laat staan voor het Oude Testament, dat in een hele andere taal dan de onze geschreven is en bovendien nog een heel stuk ouder is dan het Nieuwe Testament.

4.3. Waar of niet waar

Wat gebeurt er als wij het Oude Testament, gewapend met ons verstand, in onze eigen taal ter hand nemen?

Waarschijnlijk zien we er dan eerst een geschiedenisboek in.12)

Wanneer we ons er dan wetenschappelijk in verdiepen, moeten wij ons mening weer snel herzien. In hoofdstuk 2 zagen we hoe archeologen tegenwoordig over de Bijbel denken. Voor hen is dat oude boek slechts een product van de menselijke verbeelding.

En de Bijbelse verhalen zelf? Houden die stand als we de lat van de wetenschap er naast leggen?

Ik denk het niet.

De problemen beginnen al op de eerste bladzijde van het Oude Testament. Daar wordt ons vertelt dat God de wereld in zes dagen geschapen heeft.13)

Volgens de huidige wetenschap is ons heelal echter met een oerknal ontstaan14) en heeft het leven op aarde er miljarden jaren voor nodig gehad om zich te ontwikkelen.15)

Op dit Bijbelse scheppingsverhaal volgt het verhaal over het eerste mensenpaar. Dit tweetal leeft in een paradijs. Een sprekende slang verleidt hen ertoe van een boom te eten, waardoor ze het geluk van hun leven kwijtraken.16)

Dat verhaal klinkt wetenschappers van nu als een sprookje in de oren. Volgens hen is het begin van de mens verre van paradijselijk geweest. De evolutietheorie leert ons dat de eerste mensen afstammelingen van apen waren, die moesten overleven in een savanne vol gevaren.

Een paar bladzijden verder in het Oude Testament vinden we het verhaal over mensen die een toren bouwen om ermee in de hemel te komen.17)

Dat verhaal past goed bij een wereldbeeld waarin een hemel een platte aarde overkoepelt. Wetenschappers vertellen ons echter al eeuwen dat de aarde een bolletje is in een onvoorstelbaar groot heelal vol sterrenstelsels. Een hemel boven ons waar God woont, heeft in dat heelal geen plaats.

In het Oude Testament staan ook vele wonderverhalen. Wonderen zijn gebeurtenissen waar geen logische verklaring voor is, gebeurtenissen die indruisen tegen de regels van de wetenschap.

Eén van hen vinden we in het Bijbelboek Jozua. Daar wordt vertelt dat God tijdens een strijd de zon een poosje stilzet.18) Wetenschappelijk is zoiets ondenkbaar. Als zoiets al plaats zou vinden, zou het een kosmische catastrofe betekenen.

Een ander wonderverhaal staat in het Bijbelboek Exodus. Daar trekken honderdduizenden joodse vluchtelingen door een zee zonder nat te worden. Links zien ze een watermuur, rechts zien ze een watermuur en daartussen kunnen ze gewoon naar de overkant wandelen. Als de laatste aan de overkant is, heft hun leider zijn staf op en stroomt de zee weer verder.19)

Ook bij dit verhaal kan een moderne wetenschapper zich niets voorstellen. In zijn ogen moet dat wel een sprookje zijn.

Diezelfde mensenmassa komt uiteindelijk bij een berg waar God zelf op de top aanwezig is en dat met bliksem en donder te kennen geeft.20)

Met dit verhaal hebben zelfs theologen problemen. Volgens de theologie is God namelijk overal. Hoe kan Hij zich dan op één plek manifesteren?

Nog problematischer voor hen is het verhaal waarin drie mannen bij Abraham en zijn vrouw op bezoek komen. Abraham spreekt hen aan alsof ze God Zelf zijn.21) Hoe kan een God, die geestelijk is, als een mens met mensen praten en zelfs bij hen eten?

En dit zijn nog maar enkele voorbeelden van Oudtestamentische verhalen waar wij tegenwoordig verstandelijk mee in de knoop komen.

4.4. Mooi of niet mooi

Hoe moeten we het Oude Testament dan lezen?

Als een bundel met mooie verhalen?

Dat deed een schrijver als Jan Wolkers. Toen hij nog een kind was, las zijn vader hem drie keer per dag na het eten voor uit de Statenbijbel. De jonge Wolkers vond die verhalen zo mooi dat ze hem inspireerden om zelf verhalen te schrijven.22)

Het Oude Testament bestaat echter niet alleen uit boeiende verhalen. Dat boek kent ook vele droge opsommingen. Ellenlange geslachtsregisters, gedetailleerde beschrijvingen van heilige voorwerpen en offers, enzovoort.

Veel Bijbelliefhebbers stoppen halverwege het Bijbelboek Exodus zelfs met lezen. Ze pikken hier en daar nog wat verhalen uit de “grijze brij” en pakken de draad pas weer echt op in het Bijbelboek Jozua. Voor hen zijn die overgeslagen hoofdstukken slechts ruis dat de lijn van het verhaal onderbreekt.

Het gaat hier echter wel om het grootste deel van de Thorah, de kern van de Bijbel.

4.5. Goed of niet goed

Als het Oude Testament ons voor een groot deel ook al niet kan boeien, wat moeten we er dan mee?

Kan dat boek ons leren wat goed en wat kwaad is en hoe we dus het beste kunnen leven?

Ook dat is tegenwoordig een probleem.

In één van de Bijbelverhalen krijgt Abraham van God de opdracht zijn zoon Izak op een berg aan Hem te offeren. Abraham laadt het hout op de schouders van zijn zoon en gaat op pad. Als ze op de berg zijn, legt hij Izak op het hout en heft zijn mes op om hem te slachten. Op dat moment houdt God hem tegen. Hij zegt dat Hij nu weet dat Abraham Hem niets zal onthouden.23)

Tegenwoordig klinkt zo’n verhaal ons wreed in de oren. Heeft een alwetende, goede God zulke testpraktijken nodig?

En wat te denken van de talloze dierenoffers? Zonder een dier te slachten, kun je volgens de Thorah zelfs niet eens bij God komen. Is God dan zo agressief dat Hij bloed nodig heeft om weer tot bedaren te komen?

De Profeten zijn in onze ogen minder primitief. Die betogen herhaaldelijk dat God liever wil dat je goed met je medemens omgaat, dan dat je een dier voor Hem slacht. Toch lees je ook daar voortdurend dat God kwaad op de mensen is omdat ze Zijn regels overtreden.

In de Thorah staat welke straffen er op zulke overtredingen staan. Straffen die tegenwoordig in geen enkel beschaafd land meer uitgevoerd worden. En dan gaat het soms om overtredingen van regels waar wij tegenwoordig onze schouders over ophalen.

Ook het Bijbelboek Jozua vinden wij tegenwoordig moeilijk verteerbaar. Dat boek verhaalt over de verovering van Kanaän door de Israëlieten. God geeft daar uitdrukkelijk toestemming voor. In Zijn ogen hebben de Kanaänieten zo slecht geleefd dat Hij de Israëlieten de opdracht geeft de hele bevolking af te slachten.

Zulke mededelingen zijn voor ons, moderne mensen, onverteerbaar.

Mensen van nu hebben vaak een ruimer hart voor de Bijbelse slechteriken dan voor haar heiligen. Die heiligen vallen tegenwoordig dan ook stuk voor stuk van hun voetstuk.

Neem nu Jakob, de derde stamvader van de Joden, die zijn vader bedriegt om zijn broer de zegen van de eerstgeborene te ontfutselen.24)

Zelfs David, de ideale Bijbelse koning, stelt ons teleur. Als hij na een dag van niets doen op zijn dakterras wandelt, ziet hij een vrouw baden waarop hij meteen verliefd wordt. Hij laat haar komen, maakt haar zwanger en maakt haar man onschadelijk.25)

Hoe kan God ons vragen zich aan Zijn regels te houden als David en andere Bijbelheiligen dat ook niet deden?

Goed, God geeft David op zijn falie, maar Hij verwerpt hem niet als koning. Dat deed Hij wel met Saul toen die een opdracht niet helemaal uitvoerde.26)

Een laatste moeilijk punt is de Bijbelse plaats van de vrouw.

Volgens het Oude Testament is de vrouw geschapen uit de man.27) Ze is dus maar een “half mens”, die pas weer “heel” wordt als ze zich met haar man verenigt.

Hetzelfde geldt ook voor de man, maar de man treedt in de Bijbel veel meer op de voorgrond. Zelfs in de Tien Woorden, het hart van de Bijbel, staat de man centraal. De vrouw wordt daar alleen genoemd als iemand die “van de man” is, als iets wat hij bezit dus.

Dat druist natuurlijk volledig in tegen ons geloof in de waarde van het individu en in de gelijkheid van man en vrouw.

4.6. Een hard en grimmig boek

De verhalen die ik tot nu toe de revue liet passeren, komen allemaal uit de Thorah en de Profeten.

Verder heb je alleen nog de Geschriften. Die bevallen ons tegenwoordig denk ik nog het meest. Met name de spreuken vol praktische levenswijsheid,28) de hoofdstukken lange scheldkanonnade van een zieke man die het leven oneerlijk vindt,29) een filosofische verhandeling over een koning die het hele leven zinloos vindt30) en de liefdespoëzie van een man en een vrouw31) kunnen ons ook nu nog aanspreken.

Maar de Geschriften zijn juist het minst belangrijke deel van het Oude Testament.

Het Oude Testament heeft dus een heel groot probleem in onze tijd. Dat boek roept zoveel vragen en weerstanden op dat we aan haar eigenlijke boodschap nauwelijks toekomen.

En dat geldt niet alleen voor “niet-gelovigen”.

Het gros van de christenen heeft tegenwoordig moeite met het Oude Testament. Zij vinden het een “hard” en “grimmig” boek en plaatsen het tegenover hun eigen “warme” en “menselijke” Nieuwe Testament. Hooguit pikken zij er wat “warmere” en “menselijkere” teksten uit, teksten die hen doen denken aan teksten uit het Nieuwe Testament.

4.7. Hoe nu verder?

Met het Oude Testament kunnen we tegenwoordig dus geen kant meer op.

Ten eerste is er het vertaalprobleem, waardoor de diepere lagen van de Bijbel voor ons ontoegankelijk blijven.

Ten tweede is er het tijdprobleem, dat zoveel vragen oproept dat zelfs veel christenen er mee in hun maag zitten.

Doen we het Oude Testament met onze leespraktijken echter wel recht? En moeten we niet eens terug naar het Hebreeuwse origineel?

5. De vermoorde vreemdeling

Er bestaat een oude Griekse mythe over een herbergier die Procrustes heet. ‘s Nachts, als zijn gasten slapen, komt Procrustes kijken of ze wel op het bed passen. Als ze te kort zijn, rekt hij hen uit en als ze te lang zijn, hakt hij een stuk van hen af. Als ze dan het loodje leggen, berooft hij hen van hun bezittingen.

Procrustes is een Grieks woord dat ‘uitrekker’ betekent.

In de joodse uitlegtraditie van de Hebreeuwse Bijbel kent men dit verhaal ook. Daar speelt het zich af in de Bijbelse stad Sodom.

Sodom is afgeleid van het Hebreeuwse woord dam, dat ‘bloed’ betekent. De eerste letter van Sodom is een samèch. Het beeld van deze letter is een slang. Sodom zou je dus kunnen vertalen als ‘slangenbloed’.

De vorm van de letter samèch is een slang die in zijn eigen staart bijt. Van alle Hebreeuwse letters lijkt de samèch nog het meest op een cirkel. Die cirkel typeert Sodom helemaal. Sodom is namelijk een gesloten samenleving. Daar vindt men alles wat van buiten komt gevaarlijk. In Sodom stroomt het bloed alleen maar in de eigen kring.

Als er een gast Sodom binnenkomt, wordt hij opgepakt en op een bed gelegd. Daar wordt hij net zolang uitgerekt of in elkaar geperst tot hij de standaardmaat heeft. Hij is dan al dood.

Volgens Friedrich Weinreb behandelen wij de Hebreeuwse Bijbel tegenwoordig veelal als een gast in Sodom.

Deze Bijbel komt van een andere wereld. Een wereld waar wij met ‘onze gevoelens en inzichten’ niets mee kunnen. Een wereld die niet voldoet aan ‘onze begrippen van logica, van tijd en ruimte, van moraal’.32)

Om er toch iets mee aan te kunnen vangen, proberen we de Bijbel de maten van onze wereld te geven.

Eerst meten we de Bijbelse verhalen met onze wetenschappelijke methoden en onze morele normen. Vervolgens concluderen we dat dit boek nauwelijks een eigenschap heeft die ons bevalt. Tenslotte hakken en schaven, rekken en trekken we er net zolang aan tot die vreemde verhalenbundel het loodje legt.

Pas als de dood is ingetreden, kunnen we wat ontspannen. Dan vinden we het toch wel een aardig, oud boek.

We besluiten net te doen of het boek er nog is. We noemen de hele rataplan “symbolisch”. De offers, de doortocht door de zee, de bouw van de toren, de zesdaagse schepping, enzovoort.

Symbolisch. Met dat toverwoord op zak, kunnen we ieder Bijbelgedeelte uitleggen zoals we dat zelf willen. ‘Welk een zee van mogelijkheden voor talloze interpretaties, sekten, kerken’, schrijft Weinreb, ‘Welk een heerlijke vaagheid, nodend tot speculaties, tot theorieën, tot presenteren van eigen vondsten’.33)

De Bijbel zelf kan niet meer tegensputteren. Die heeft na al die behandelingen de laatste adem uitgeblazen.

Dankzij ons trek en hakwerk past de Bijbel nu prima bij wat we zelf vinden en ervaren. Ze bevestigt ons, steunt ons, troost ons, is onze vriend.

Maar wel een dode vriend.

6. Een boek uit een andere wereld

Zolang wij de Hebreeuwse Bijbel laten buikspreken, zullen we er alleen “onszelf” en “onze eigen opvattingen” in ontdekken.

Als we dat boek echt willen leren kennen, moeten we het zelf aan het woord laten, zijn eigen taal laten spreken.

Die taal is het Hebreeuws. Het woord “hebreeuws” komt van ‘ebèr, wat ‘de andere zijde, de overkant’ betekent. Hebreeuws is de taal van de wereld aan de overkant, de andere wereld, de wereld van God. Daarom is het boek dat in die taal geschreven is, dat ook.

De Hebreeuwse Bijbel is een boek waarin God in Zijn eigen taal vertelt hoe Hij de wereld ziet. Het vertelt ons hoe de dingen volgens God zijn, volgens God plaatsvinden.

Het vertelt ons de waarheid. Niet onze waarheid, maar de waarheid zoals God die ziet.

Ook vertelt het ons een geschiedenis. Niet een geschiedenis zoals wij die zien, maar een geschiedenis zoals God die ziet. Daarom is het niet zo vreemd dat Finkelstein en Silberman niets van die geschiedenis vinden als ze gaan graven.

De sleutel tot de Hebreeuwse Bijbel is het Hebreeuws zelf. Die taal geeft ons aanwijzingen over hoe wij de Bijbel moeten interpreteren. Met die taal kunnen we onder het beeldverhaal kijken dat we in de vertalingen lezen en dat zoveel verwarring bij ons oproept.

Zoals ik in paragraaf 4.1. schreef is de Hebreeuwse Bijbel een netwerk van betekenissen. Betekenissen die niet van buiten komen, maar uit het Hebreeuws zelf voortkomen.

De Hebreeuwse Bijbel is daarom een wereld op zichzelf. Een wereld die anders is dan wat wij kunnen bedenken en ervaren.

Een Hebreeuwse wereld.

7. Een joods boek

De Hebreeuwse Bijbel is in de eerste plaats een boek van de joden.

Paulus, één van de schrijvers van het Nieuwe Testament, schrijft dat aan de joden de woorden van God zijn toevertrouwd.34) Deze woorden hebben zij door alle eeuwen heen bewaard. Niet alleen de woorden zelf, maar ook de uitleg ervan, het complex van de Joodse Overlevering.

De Bijbelse stamvader van het joodse volk is Abraham. Abraham was de tegenpool van Sodom. Abraham stond open voor gasten, voor vreemdelingen. Terwijl zulke mensen in Sodom op een bed gelegd en gedood werden, nodigde Abraham hen uit om met hen te praten en te eten. Door dat te doen, kon hij ook open staan voor God zelf en Zijn woorden.

Dit olieverfschilderij heet ‘Abraham en de drie engelen’. Marc Chagall schilderde het in 1960-1966

Diezelfde houding typeerde ook Abrahams nageslacht. Daarom noemt God hen Zijn volk. En daarom heeft Hij hen Zijn woorden toevertrouwd.

8. Een boek voor allen

8.1. Farizeïsme

Alleen dat Woord maakt het joodse volk tot het joodse volk. Alleen dat Woord maakt hen tot iets bijzonders. Zonder dat Woord is het een volk zoals alle anderen. Dan kan het zich alleen nog tot iets bijzonders maken door te bewijzen beter te zijn dan anderen.

Mensen die dit gedrag vertonen, noemt het Nieuwe Testament “farizeeërs”. Het Hebreeuwse woord voor “farizeeërs” is pəroesjīm. Pəroesjīm komt van parasj, dat ‘zich afzonderen’ betekent. Door dingen te doen die niemand anders doet, proberen farizeeërs te bewijzen dat ze boven de rest van de mensheid uitstijgen.

Christenen hebben de joden regelmatig beschuldigd van farizeïsme. Zelf maakten ze zich daar echter ook schuldig aan. Veel christenen zagen zichzelf namelijk als “het nieuwe volk van God”, dat het beter deed dan “het oude volk van God”. En het ook beter wist. Van hen mocht de Joodse Overlevering dan ook naar de prullenmand.

Na de christenen kwamen de moslims, die al even vaak zulk gedrag vertoonden.

8.2. Het joodse in ons

Joden, christenen en moslims noemen zich allemaal kinderen van Abraham. Abraham is echter van ons allemaal.

Het Bijbelboek Genesis noemt Abraham de vader van vele volken.35) Niet alleen van het joodse volk dus.

Volgens Weinreb bevindt zich het “joodse” in ieder mens, waar en in wat voor tijd hij ook leeft.36) Dat “joodse in ons” herkent zich in de verhalen van de joodse Bijbel.

Dat “joodse in ons” is ons diepste wezen, een wezen dat zo diep in ons verscholen ligt, dat wij het niet kunnen kennen. In het Hebreeuws wordt het de nəsjamah genoemd, de ziel die God weerspiegelt.

De verhalen van de Hebreeuwse Bijbel kun je dus lezen als verhalen over ons diepste wezen, onze nəsjamah en wat die in ons allemaal meemaakt.

8.3. De volkeren in ons

Behalve dat “joodse” leeft er ook nog iets anders in ons. Dat wat de Bijbel de “volkeren” noemt.

Het Hebreeuwse woord voor ‘volk’ is goj. Goj is verwant aan gəwijah, wat ‘lichaam’ betekent. Een lichaam is iets wat verschijnt, wat je waar kunt nemen, iets wat het tegendeel is van het diepste wezen waar ik het over had.

De “volkeren in ons” staan voor wat we denken, voelen en willen, voor alles wat zich aantoonbaar in ons roert. De “volkeren in ons” snappen niets van de Hebreeuwse Bijbel. Ze zien daar zelfs iets bedreigends in. De “volkeren in ons” willen hooguit een Bijbel waar ze iets mee kunnen. Een Bijbel à la Sodom.

De “volkeren in ons” hebben ook moeite met het “joodse in ons”. Dat is voor hen iets storends, iets dat hun plannen in de war schopt.

Er woedt dus een strijd in ons.

De Bijbel vertelt ons hoe deze strijd verloopt. Ook legt het ons uit hoe de “handleiding” eruit ziet aan de hand waarvan God ons gemaakt heeft. En wat er in ons innerlijk gebeurt als wij die “handleiding” naast ons neer leggen.

De Bijbel is dus een boek voor ons allemaal.

Het is een boek waarin God ons vertelt wie wij werkelijk zijn en wat er allemaal in ons leeft. De Bijbelse personages zijn elementen in ons leven en de Bijbelse geschiedenis is de geschiedenis van ons eigen innerlijk.

9. Drie soorten Bijbelboeken

De Hebreeuwse Bijbel bestaat uit drie soorten boeken:

  1. De Thorah (5 boeken).
  2. De Profeten (8 boeken).
  3. De Geschriften (11 boeken).

De Thorah is het eigenlijke Woord van God.

De Profeten brengen dat Woord van God in onze wereld.

De Geschriften staan aan de kant van onze wereld, waarin zij de boodschap van de Thorah en de Profeten weerspiegelen.

De Thorah is de kern, de Profeten de tweede laag en de Geschriften de derde laag van de Hebreeuwse Bijbel:

Over elk van deze lagen heb ik een document geschreven:

In deze documenten verwijs ik weer naar deeldocumenten over een of meer Bijbelboeken.

10. Drie manieren van Bijbeluitleg

In deze documenten wil ik je een beeld geven waar het in de Bijbel in grote lijnen over gaat. Ik maak daarbij gebruik van:

  1. Hebreeuwse kernwoorden.
  2. Elementen uit de Joodse Overlevering.
  3. Zienswijzen uit de christelijke traditie.

De eerste twee punten vormen samen de traditionele joodse Bijbeluitleg.

Het eerste punt is het ABC van deze Bijbeluitleg. Het kan je pas echt duidelijk worden waar het in een Bijbelonderdeel over gaat, als je de betekenis van de belangrijkste Hebreeuwse woorden kent. In mijn documenten zal ik daar dan ook de meeste aandacht aan besteden.

Ook dan komen er bij zo’n Bijbelonderdeel echter tal van moeilijkheden om de hoek kijken. Dat soort moeilijkheden worden besproken in de Joodse Overlevering. Daarom put ik in mijn documenten regelmatig uit dit complex. Dat is het tweede punt.

Vaak lijken mededelingen uit de Joodse Overlevering als een tang op een varken te slaan. Als je er echter in meegaat, kunnen ze een Bijbelonderdeel verder voor je ontsluiten.

Tenslotte wil ik in mijn documenten ook aandacht schenken aan de traditionele christelijke visie op de Hebreeuwse Bijbel. Dat is het derde punt.

In paragraaf 3.2. schreef ik dat christenen de Hebreeuwse Bijbel lezen door de bril van het Nieuwe Testament. En in paragraaf 4.1. schreef ik dat je ook op die manier bij het hart van de Hebreeuwse Bijbel kunt komen.

Dat vooronderstelt wel dat de christelijke overtuiging waar is dat alle thema’s van dat boek in het Nieuwe Testament uitmonden.

Elk van de drie punten gaat dus uit van een oude Bijbelse uitlegtraditie.

Met dat traditionele joodse en christelijke Bijbelcommentaar wil ik je een alternatief bieden voor moderne en postmoderne visies op de Bijbel. Zoals ik in hoofdstuk 4 betoogde, roepen die namelijk grote problemen op.

In mijn documenten kan ik natuurlijk maar enkele zaken aanstippen. Je kunt nog veel dieper in de Bijbel duiken dan ik daar doe. De Bijbel is een oceaan waarin je nooit uitgevaren raakt.

11. Literatuur

Als je jezelf wilt verdiepen in de traditionele uitleg van de Bijbel raad ik je de volgende literatuur aan:

Ten eerste het schrijfwerk van Friedrich Weinreb.

Weinreb gaat uit van de traditionele joodse uitleg van de Bijbel. In zijn werken haalt hij dan ook vaak de Joodse Overlevering aan. Ook geeft hij uitleg over het Hebreeuws en hoe daar in deze traditie mee wordt omgegaan.

Zijn boeken en cursussen kun je bestellen bij de Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse taal.

Zijn hoofdwerk De Bijbel als Schepping, is een commentaar op de Thorah, de kern van de Hebreeuwse Bijbel. Via de link kun je er de eerste helft al van lezen.

Ten tweede het tijdschrift Tenachon, dat uitgegeven wordt door de stichting PaRDes.

Met name de Tenachonseries over de Tora, de Profeten en de Geschriften zijn van belang. In deze series wordt de hele Hebreeuwse Bijbel systematisch behandeld aan de hand van wat joodse verklaarders uit alle eeuwen daarvan zeggen.

In tegenstelling tot Weinreb laat Tenachon ook moderne verklaarders aan het woord.

De series kun je via de webpagina over de Tenachonseries bestellen.

Ten derde wil ik je nog wijzen op een standaardwerk over de traditionele christelijke Bijbeluitleg. Het is van Jean Daniélou en het heet Sacramentum Futuri. Studie over de wortels van de bijbelse typologie. Het is vast nog wel ergens via internet te bestellen.

1)
Finkelstein, Israel; Silberman, Neil Asher (2006), De bijbel als mythe. Opgravingen vertellen een ander verhaal, p. 174.
2) , 4)
Idem, p. 11.
3)
Idem, p. 13.
6)
Idem, p. 233.
7)
Het gaat hier om de Septuagint, de oude Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Zie ook De Septuagint.
8)
Het gaat hier om de Vulgaat, de oude Latijnse vertaling de Hebreeuwse Bijbel.
10)
Koran 10:94 in de vertaling van Jeroen Rietberg.
11)
Parrinder, Geoffrey (1978), Jezus in de koran, p. 124.
12)
Zie hoofdstuk 1.
28)
Het Bijbelboek Spreuken.
29)
Het Bijbelboek Job.
30)
Het Bijbelboek Prediker.
31)
Het Bijbelboek Hooglied.
33)
Idem.