~~NOCACHE~~ [[welkom|Welkom]] [[eenwoordvooraf|Een woord vooraf]] [[omtebeginnen|Om te beginnen]] [[deviervragen|De vier vragen]] [[devierteksten|De vier teksten]] [[hethebreeuws|Het Hebreeuws]] [[dethorah|De Thorah]] [[overzichtvandesite|Alfabetisch overzicht]] [[thematischoverzichtvandesite|Thematisch overzicht]] [[nieuwsvandesite|Nieuws van de site]] [[overdesite|Over de site]] [[overdeschrijver|Over de schrijver]] [[lodebar|Over Lodebar]]
Ik kan je vertellen..
Maar weet je dan ook wie ik, Jos Quak, “van binnen” ben?
Ik zal je iets vertellen over twee belangrijke momenten uit mijn leven.
Het eerste moment vond plaats in 1977, op een warme avond in juni, toen ik ziek op bed lag:
Toen mijn ingewanden na mijn tiende of elfde wc-gang tot bedaren kwamen, bleef ik uitgeteld op mijn bed liggen. Misschien dat de totale ontspanning me poreus maakte, want plotseling was ik kinderlijk blij, alsof een onzichtbare moeder me getroost had. Ik weet nog hoe ik tintelend van energie uit het raampje boven mijn bed keek en alle mensen die ik op straat zag lopen in mijn armen wilde sluiten, wie het ook waren of hoe ze er ook uitzagen. Door mijn spontane tranenvloed zag alles er ongewoon fris en sprankelend uit. Alsof er een grauwe stoflaag weggespoeld was die zolang ik me herinnerde over de wereld gelegen had.
Het tweede moment vond plaats in 1994, in de regenachtige en stormachtige herfstnacht voordat mijn vader overleed:
In de nacht voor zijn overlijden trof ik hem in ontluisterde toestand aan. Hij was broodmager. Er kwam steeds vuil uit zijn ingewanden naar boven en ondanks de slang in zijn neus waardoor het vocht weggepompt werd, moest hij voortdurend overgeven. Ik hielp hem met het kotsbakje. Hij was verward en onrustig en probeerde de slangen die hem voor zijn gevoel op bed vastketenden voortdurend los te rukken. Buiten stormde en regende het en het enige geluid in het onbarmhartig verlichte kamertje was het gepruttel van de maagpomp dat slechts onderbroken werd door de onverstaanbare woorden van mijn vader.
Twee momenten, twee ervaringen die mij gevormd hebben tot wie ik ben:
Het diepste wat ik over mezelf kan zeggen is dus dat ik een strijdveld ben waar de ene ervaring de andere probeert te vernietigen.
Laat ik ophouden met over mijn ‘ik’ te vertellen. Laat ik je vertellen wat het Hebreeuwse woord voor ‘ik’ is. Dat is namelijk ànī. Ànī is verwant aan anīah wat ‘schip’ betekent. Mijn ‘ik’ is dus een scheepje dat op de “levenszee” dobbert. Een “levenszee” die soms zo wild tekeer kan gaan, dat het einde nabij lijkt te zijn.
Eén van de Bijbelverhalen spreekt over een vloed, die eens de aarde bedekte. Volgens het verhaal verdronken toen alle levende wezens, behalve degenen die op aandringen van God in een grote boot waren gevlucht.9)
Het Hebreeuwse woord voor deze ‘boot’ is thevah. Thevah betekent eigenlijk ‘woord’. In zijn boek De bijbel als schepping bespreekt Friedrich Weinreb dit verhaal. Volgens hem wil het verhaal je op het hart drukken dat “wie je bent” alleen in het woord veilig is. Met het woord bedoelt Weinreb dan de oude Hebreeuwse Bijbel.
Dankzij Hermann Friedrich Kohlbrugge is die Bijbel voor mij zo’n boot geworden.
Eind 2010 ben ik dat Boek opnieuw gaan lezen. De geschriften van Weinreb en Kohlbrugge, mijn beide Friedrichs,10) hebben mij daarvoor als leidraad gediend.