======Het boek Exodus===== =====1. Waar het boek over gaat===== ====1.1. Een vervolg==== Het tweede boek van de [[dethorah|Thorah]] kennen wij als Exodus. Dat boek begint met het voegwoordje “en”. Exodus is namelijk geen op zichzelf staand boek, maar het vervolg van [[hetboek_genesis|Genesis]], het eerste boek van de //Thorah//. Het voegwoordje “en” is de vertaling van de [[hethebreeuws|Hebreeuwse]] lettergreep //wə//. //Wə// bestaat maar uit één letter, namelijk de [[6_waw|waw]]. Het [[hethebreeuws#2.4. Het beeld|beeld]] van de //waw// is de haak. Een haak is iets wat twee delen aan elkaar verbindt.((Zie [[degrammaticavanhethebreeuws#9.3. wə|wə]].)) In dit geval zijn dat de boeken Genesis en Exodus. Beide boeken gaan over het volk Israël. In Genesis wordt verteld over de voorouders van dat volk en in Exodus wordt verteld over het volk zelf en wat het meemaakt in zijn prille bestaan. Maar wat kunnen wij zelf met deze oude verhalen over het ontstaan van het Joodse volk? In de [[hetboek_genesis#1. Inleiding|inleiding]] van het boek Genesis schreef ik dat dat Joodse volk ook iets in onszélf is, dat het een “plek” is die diep in ons verscholen is. De joden noemen dat de //nəsjamah//, het deel van onze ziel waar wij God weerspiegelen. Genesis en Exodus zijn geen boeken over vreemde mensen die eeuwen geleden allerlei vreemde dingen meemaakten. Het zijn boeken over onze //nəsjamah// en wat die in onszelf meemaakt. In dit document wil ik wat meer vertellen over het boek Exodus. Daarvoor maak ik gebruik van: * De [[hethebreeuws|Hebreeuwse]] grondtekst waarin het boek geschreven is. * De [[weinrebendejoodseoverlevering|Joodse Overlevering]], de uitlegtraditie van het orthodoxe Jodendom. * Zienswijzen uit de [[dehebreeuwsebijbel#3.2. De Bijbel van de christenen|christelijke traditie]]. ====1.2. Sjəmoth ==== De Hebreeuwse naam van het boek Exodus is //Sjəmoth//. //Sjəmoth// is het tweede woord van dat boek. //Sjəmoth// is afgeleid van //sjem//, wat ‘naam’ of ‘teken’ betekent. De uitgang //oth// geeft aan dat het woord vrouwelijk is en in het meervoud staat. //Sjəmoth// betekent dus ‘namen’ of ‘tekens’. In het Hebreeuws is het meervoud echter ook iets wat het enkelvoud overstijgt, iets dat groter is dan het enkelvoud. //Sjəmoth// kun je dus evengoed vertalen als ‘dé naam’, ‘hét teken’.((Zie [[degrammaticavanhethebreeuws#7. Het meervoud|Het meervoud]].)) {{ sjemoth.png?290 }} //Sjem// is niet alleen de tweeletterige stam van //sjəmoth//, maar ook van de //nəsjamah//, waar ik het in de vorige paragraaf over had. Die //nəsjamah// is onze Goddelijke ziel, het stukje van onze ziel dat van God afkomstig is. Het is dat wat wij eigenlijk zijn, onze naam, ons wezen. Ook is het een teken. Een teken dat verwijst naar degene die zich erin weerspiegelt, namelijk God. Het boek Exodus, het boek //Sjəmoth//, gaat dus over wie wij eigenlijk zijn en over wie Degene is die in dat diepste zelf weerspiegelt wordt. ====1.3. De zonen van Israël==== Het boek Exodus, het boek //Sjəmoth// gaat over namen. In de eerste plaats over de namen van de zonen van Israël. Dat blijkt al uit het begin van het boek. In het Hebreeuws staat daar //Wə-elèh sjəmoth bənei jisrael//, wat je kunt vertalen als ‘en dit (zijn) de namen (van de) zonen (van) Israël’. Het gaat om de twaalf stamvaders van het volk Israël. In de tekst worden ze allemaal genoemd. Volgens Exodus 28 draagt Aäron, de Grote Priester,((Zie [[dewoningvangod#8.1. Wat priesters zijn|Wat priesters zijn]].)) deze namen op zijn schouders en op zijn borst ((Zie [[dewoningvangod#8.4. De efod en de chosjèn|De efod en de chosjèn]].)) als hij in het heiligdom bij God is. Op zijn kleding zijn daar namelijk stenen bevestigd, stenen waarin de namen van de zonen van Israël zijn gegraveerd.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=28&cs-versnummer-3=6-29&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 28:6-29]].)) Het Hebreeuwse woord voor steen is //èvèn//. //Èvèn// is de combinatie van //av// en //ben//. //Av// betekent ‘vader’ en //ben// betekent ‘zoon’. //Èvèn// is dus de verbinding van de vader en de zoon. {{ steen.png?370 }} Als Aäron het heiligdom binnengaat, brengt hij de zonen van Israël naar hun vader. Niet hun aardse vader, maar hun hemelse vader. Die hemelse vader is God. God is namelijk de Ene waar alles wat er is uit voortkomt. De zonen van Israël staan voor onze //nəsjamah//. Als Aäron het heiligdom binnenkomt, brengt hij die //nəsjamah// weer terug naar zijn oorsprong, naar Degene waarin ze weerspiegelt wordt. Over die terugkeer gaat het boek Exodus. ====1.4. Mozes en Aäron==== In Exodus gaat het ook om twee andere namen. Eén van hen is Aäron, waar ik al over geschreven heb, en de ander is zijn broer Mozes. Mozes en Aäron zijn nakomelingen van Levi, de derde zoon van Israël. In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=6&cs-versnummer-3=16-26&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 6:16-26]] vind je het geslachtsregister van Levi. Levi betekent ‘begeleiden’. De Levieten begeleiden de zonen van Israël op hun weg naar God. Mozes en Aäron doen dat op een bijzondere manier. Mozes is degene die het volk Israël uit haar hachelijke situatie bevrijd en haar naar de plaats brengt waar God tot hen de [[detienwoorden|Tien woorden]] spreekt. Volgens de Joodse Overlevering is Mozes de schrijver van de //Thorah//.((Zie [[dethorah#2. De schrijver van de Thorah|De schrijver van de Thorah]].)) De //Thorah// is iets dat de tijd te boven gaat. Mozes kon die //Thorah// schrijven omdat hijzelf in de wereld leeft die de tijd te boven gaat. Dat blijkt al uit zijn naam. In het Hebreeuws heet Mozes //Mosjèh//, wat ‘uit (het water) getrokken’ betekent. Omdat water in de Bijbel een beeld is van de tijd kun je //Mosjèh// ook vertalen als ‘uit (de tijd) gehaald’. In de Bijbel is Mozes de mens die het dichtst bij God komt. Mozes spreekt met God ‘van mond tot mond’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=4&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=6-8&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Numeri 12:6-8]].)) Aäron is Mozes’ broer. Aäron is de “lichamelijke” kant van Mozes.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 451.)) Hij is de “grote priester” die met zijn werk in het heiligdom de woorden uitbeeldt die God tegen Mozes zegt. Eén keer per jaar gaat Aäron naar de heiligste plek van dat heiligdom. Het is de plek waar de //àrōn// staat. Deze //àrōn// is een voorwerp van hout en goud waarin de [[detienwoorden|Tien Woorden]] van God liggen.((Zie [[dewoningvangod#4. De àrōn|De àrōn]].)) In het Hebreeuws spreek je Aäron uit als //Àhàron//. //Àhàron// heeft dezelfde stam als //àrōn//. Net als de //àrōn// is Aäron namelijk een belichaming van de woorden van God. ====1.5. God==== Tenslotte gaat het in Exodus over de Naam van God Zelf. De Naam van God is //JHWH//. //JHWH// betekent ‘Hij was, Hij is en Hij zal er zijn’. In Zijn Naam drukt God uit dat Hij de hele tijd bij ons zal zijn, dat Hij met ons meegaat ons leven door.((Zie [[degrammaticavanhethebreeuws#4.3. De trage tijd|De trage tijd]].)) Wanneer Mozes met de schapen en geiten van zijn schoonvader door de woestijn trekt, komt hij op de plek waar God aanwezig is. Die plek wordt ‘de berg van God’ genoemd. Het gaat om de Horeb. In het Hebreeuws staat er //Chorev//. //Chorev// is verwant met //charev//. //Charev// betekent ‘(ver)droog(d), vernietigd, vereenzaamd zijn’. //Chorev// is dus een toestand waarin je leven dor en doods is, waar niemand zich om je bekommert. //Chorev// is ook verwant met //chèrèv//. //Chèrèv// betekent ‘zwaard’. Een zwaard hakt iets dat één is in tweeën. In onze wereld is alles twee. Ik ben ik en jij bent jij. En omdat dat zo is, kunnen wij nooit bij elkaar komen. //Chorev// is dus niet bepaald een plek waar je God verwacht. God is namelijk de Ene, de éénheid. Toch verschijnt God juist daar aan Mozes.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=3&cs-versnummer-3=1-15&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 3:1-15]].)) Op die plek staat een doornstruik in vuur en vlam zonder dat hij verbrand. Het Hebreeuwse woord voor doornstruik is //snèh//. //Snèh// heeft dezelfde stamletters als //sīnàj//, ‘Sinaï’, zoals de berg van God ook wel genoemd wordt. Het gaat om de letters [[60_samech|samèch]] en [[50_noen|noen]]. Het beeld van de eerste letter, de //samèch//, is de slang. De slang staat voor het sluitende, het kloppende. De getalswaarde van de //noen//, is 50. “50” is het getal van de wereld van God. In die wereld klopt er niets meer van onze berekeningen. De stam //samèch-noen// drukt onze gang naar de wereld van God uit. Een gang waarin “de slang” het loodje moet leggen. Op die plek roept God zijn Naam uit. Hij zegt daar //èhjèh asjèr èhjèh//. Dat betekent ‘ik ben (er) als degene die (er) is’. God blijft zichzelf dus trouw. Hij is niet de ene keer dit en de andere keer dat. //Èhjèh// is een variant van //JHWH//. //Èhjèh// betekent ‘ik ben (er)’ en //JHWH// betekent ‘hij is (er)’. {{ http://www.spaightwoodgalleries.com/Media/Chagall/Chagall_ExBurning.jpg?460 = |Dit schilderij heet “Mozes en het brandende struik” en is in 1966 geschilderd door Marc Chagall. Boven de struik zie je een witte cirkel met Hebreeuwse letters. Daar staat “JHWH”. }} Zowel in //Èhjèh// als in //JHWH// vind je twee [[5_he|hē’s]]. Het beeld van de //hē// is het venster. Door een venster kijk je uit naar dat wat buiten is. De //hē// heeft dus te maken met verlangen. Zowel in //Èhjèh// als in //JHWH// zijn er dus twee delen, twee //hē’s// die naar elkaar verlangen, één willen worden.((Zie [[degrammaticavanhethebreeuws#6. Mannelijk en vrouwelijk|Mannelijk en vrouwelijk]].)) Omdat God dit verlangen naar éénwording kent, kan Hij met Zijn zonen, met de zonen van Israël, meevoelen. In het begin van het boek Exodus bevinden die zonen zich op een plek waar het onmogelijk is om één te worden, waar alles twee is en blijft. Zij lijden daaronder en God lijdt met hen mee. Hij wil hen daar weghalen. Hij wil hen naar de “berg van God” brengen, de plek waar Hijzelf is. Hij wil dat niet alleen, maar Hij doet het ook. Daarom zendt Hij Mozes en Aäron naar hen toe. =====2. Mitsràjim==== ====2.1. Sloven==== Mozes en Aäron gaan naar de plek waar de zonen van Israël in de problemen zijn gekomen. Die plek heet //Mitsràjim//.((//Mitsràjim// wordt meestal vertaald met “Egypte” maar dat is een heel ander woord.)) //Mitsràjim// komt van //tsor// wat ‘angst, benauwdheid, druk’ betekent. De uitgang //àjim// geeft aan dat hier sprake is van een tweevoud, een tweeheid. //Mitsràjim// is de plek waar de zonen van Israël aan de tweeheid lijden. In Genesis, het vorige boek van de //Thorah//, had één van die zonen daar nog de éénheid gebracht. Jozef heette hij en hij had zijn hele familie naar die plek gehaald.((Zie [[hetboek_genesis#5.6. Juda en Jozef (I)|Juda en Jozef (I)]], [[hetboek_genesis#5.7. Jozef alleen|Jozef alleen]] en [[hetboek_genesis#5.8. Juda en Jozef (II)|Juda en Jozef (II)]].)) Jozef is echter gestorven en de Farao die nu over //Mitsràjim// de baas was, heeft nooit iets met hem gehad. Ook de éénheid die Jozef in zijn land had gebracht, betekent niets voor hem. Voor hem is alles twee en blijft alles twee. Jozefs volk, het volk Israël, leeft echter nog steeds in zijn land en dat wordt steeds talrijker. Zo talrijk dat Farao verwacht dat ze hem en zijn volk spoedig zullen overrulen.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=6-10&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 1:6-10]].)) Het Hebreeuwse woord voor Farao is //pàr’oh//. //Pàr’oh// is verwant met //parah// wat ‘vruchtbaar’ betekent. In //Mitsràjim// mag alleen Farao vruchtbaar zijn. Het volk Israël moet aan banden gelegd worden. Dat volk is er slechts om hem te helpen zijn doelen te verwezenlijken. Farao laat hen steden bouwen. Steden waarin hij voorraden aan kan leggen.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=11-11&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 1:11]].)) In de toekomst kan het namelijk altijd mis gaan. Als dat gebeurt, heeft Farao altijd nog die voorraden. In //Mitsràjim// regeert de //tsor//, de ‘angst’. Farao laat de zonen van Israël werken met zijn eigen materiaal: leem en tichelstenen.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=13-14&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 1:13,14]].)) Het Hebreeuwse woord voor tichelsteen is //ləbenah//. Net als in //èbèn//, het gewone woord voor steen, zit hier het woordje //ben//, ‘zoon’ in. Bij //ləbenah// ontbreekt echter de [[1_alef|alèf]]. Daarom zit het woordje //av//, ‘vader’ niet in //ləbenah//. In //èbèn// zit dat woordje wel. Daar staat zij voor de verbinding tussen vader en zoon, tussen God en wat wij mensen eigenlijk zijn.((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#1.3. De zonen van Israël|1.3]].)) In een land waar de tweeheid heerst, kan die verbinding echter niet tot stand komen. Daar moet je je behelpen met de //ləbenah//, de tichelsteen. De eerste lettergreep van //ləbenah// is //lə//. //Lə// betekent ‘tot, in de richting van’. //Ləbenah// zou je kunnen vertalen als ‘in de richting van (de) zoon’. Tichelstenen bakken is er naar streven een “zoon” te zijn, zonder die zoon ooit te kunnen worden. Er is namelijk geen vader. De grondstof voor deze tichelstenen is stro. Het Hebreeuwse woord voor stro is //thèbèn//. Ook hier zit het woordje //ben//, ‘zoon’, in. De eerste letter van het woord //thèbèn// is echter een [[400_thaw|thaw]]. Het beeld van de //thaw// is het kruis. Dit kruis staat voor Godsverlating. Het gaat hier dus om een mens zonder God, een zoon zonder vader. Met dit bouwmateriaal zul je de éénheid nooit bereiken. Niet voor niets werd ook de “toren van Babel” met leem en tichelstenen gebouwd. Met die toren wilden de mensen de eenheid bereiken, maar met zulk materiaal moest dat wel mislukken.((Zie [[hetboek_genesis#4.5. Nimrod en de toren van Babel|Nimrod en de toren van Babel]].)) Met datzelfde materiaal laat Farao nu het volk Israël, het volk van de Ene God werken om zijn eigen angst te bezweren. Eerder schreef ik dat het volk Israël voor onze //nəsjamah// staat, het gedeelte van de ziel dat van God komt, dat afgestemd is op Gods wereld. Onze ziel heeft echter ook een gedeelte dat afgestemd is op onze eigen wereld. Dat gedeelte heet //nèfèsj//. De //nèfèsj// is onze psyche, dat wat wij gewoonlijk ons ik noemen. Die //nèfèsj// wil de //nəsjamah// voor zichzelf gebruiken In het boek Exodus is die //nèfèsj// het land //Mitsràjim//. In dat land krijgt dat Israël, die //nəsjamah//, de kans niet om tot haar eigen doel te komen. Farao, de leider van dat land, zet Israëls mankracht in om zijn eigen doel te bereiken, om zijn eigen problemen op te lossen. Toch krijgt Farao het volk Israël er niet onder. Dat blijft maar groeien. Ten einde raad geeft Farao daarom het bevel om alle zoontjes die vanaf nu bij dat volk geboren worden meteen in de rivier te werpen.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=15-22&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 1:15-22]].)) In het Hebreeuws staat het water voor de tijd. Farao wil de zonen van Israël dus “verdrinken in de tijd”. Hij wil hen zoveel te doen geven dat ze aan God en zijn wereld niet meer toekomen. Met één van deze zonen mislukt Farao’s plan. Dat is Mozes. De ouders van Mozes laten hem niet verdrinken, maar leggen hem in een bootje, een //thevah//.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=1-10&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 2:1-10]].)) //Thevah// betekent ‘woord’. Mozes is dus veilig in het woord van God.((Zie [[dethorah#2.2. De naam van de schrijver|De naam van de schrijver]].)) ====2.2. Tien slagen==== Tachtig jaar later roept God deze Mozes om Zijn volk Israël uit //Mitsràjim//, uit de wereld van de tweeheid te halen en naar Zijn berg te brengen. Daar zullen ze dan offers voor Hem brengen. Het Hebreeuwse woord voor offer is //qorban//. //Qorban// komt van //qaràb// wat ‘naderen’ betekent. Naderen is tot God naderen. Bij de berg zullen de Israëlieten bij de éne God komen en zo de éénheid bereiken waar ze naar verlangen. Samen met zijn broer Aäron gaat Mozes naar Farao om hem op de hoogte te brengen van Gods plan. Als koning van de wereld van de tweeheid wil Farao Israël echter onder geen beding laten gaan. God beschouwt echter Israël als zijn “eerstgeboren zoon”.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=4&cs-versnummer-3=22-22&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 4:22]].)) God wil die zoon uit de greep van Farao bevrijden. Daarom dient hij Farao en zijn land “tien slagen” toe. In vertalingen spreekt men meestal over “tien plagen”, maar het Hebreeuwse woord //nègà’// betekent ‘slag’. De eerste slag treft de rivier, die voor //Mitsràjim// de bron van vruchtbaarheid betekent, en de daarop volgende slagen treffen het land en wat daarop leeft. Volgens het boek Genesis schiep God de tweeheid door [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|tien scheppingswoorden]] uit te spreken. Nu maakt Hij die schepping weer met evenveel slagen ongedaan. Bij de negende slag wordt het donker in //Mitsràjim//. We zijn dan terug in de tijd vóórdat het eerste scheppingswoord klonk, de tijd vóórdat God het licht schiep. In die tijd was alles nog één warboel.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=2-2&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Genesis 1:2]].)) Toch is hier meer aan de hand dan het teniet doen van de schepping. Er is namelijk ook een geboorte aan de gang. De geboorte van het volk Israël. Die geboorte is de geboorte van de //nəsjamah//, van dat in ons dat Gods éénheid weerspiegelt. Farao en zijn volk ervaren deze geboorte als een ondergang. Voor hen bestaat slechts de wereld van de tweeheid.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 472.)) In zijn boek “de Bijbel als Schepping” vergelijkt [[weinrebenwaarheid|Friedrich Weinreb]] Farao en zijn volk met een moeder die zich vergeefs verzet tegen de geboorte van haar kind: ‘//Het lichaam van de moeder.. kan niet anders dan het willen vasthouden.. De weeën dwingen het meer en meer de strijd op te geven. Totdat tenslotte de moeder het wel// moet //uitstoten, wil zij zelf niet vergaan//’.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 473.)) =====3. Uittocht===== ====3.1. Bəchor en resjīth==== //Mitsràjim// moet haar kind, het volk Israël, uiteindelijk dus laten gaan. Dat gebeurt na de tiende slag, de dood van de eerstgeboren zonen in //Mitsràjim//. Het Hebreeuwse woord voor eerstgeborene is //bəchor//. //Bəchor// bestaat uit een [[2_beth|bēth]]], een [[20_kaf|kàf]] en een [[200_resj|rēsj]]. De [[hethebreeuws#2.2. Het getal|getalswaarden]] voor deze letter is respectievelijk 2, 20 en 200. //Bəchor// is dus de tweeheid op alle niveaus. Volgens Weinreb is //bəchor// hetzelfde als //resjīth//.((Weinreb, F (1970) //De Bijbel en Midrash// 326, p. 155.)) Hier komt het eerste woord van het scheppingsverhaal uit Genesis in beeld. Dat woord is //bəresjīth//, ‘in //resjīth//’. //Resjīth// is afgeleid van //rosj//, wat ‘begin’ betekent. Een begin waar de hele schepping al in zit. Een begin waaruit God in de rest van het verhaal de hele schepping te voorschijn laat komen.((Zie [[hetboek_genesis#2. Resjīth en tholədoth|Resjīth en tholədoth]].)) //Resjīth// is dus de schepping in een notendop. Deze schepping wil God nu terughalen. God is de éénheid waaruit alles wat twee is, is voortgekomen. Die tweeheid is dus van Hem. In het midden van de nacht trekt God door //Mitsràjim//, het rijk van de tweeheid om elke //bəchor//, elke eerstgeborene in het land, weer bij zich te halen. Alles wat tot elke prijs “twee” wil blijven, alles wat niet met de “één” verbonden wil worden, heeft dan een probleem, kan dan niet overleven.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=11&cs-versnummer-3=4-6&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 11:4-6]] en [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=29-30&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 12:29,30]].)) ====3.2. Het lam==== Wanneer God door //Mitsràjim// trekt, zit iedereen in zijn eigen huis. Ook de Israëlieten. Het huis is het beeld van de [[2_beth|bēth]], de tweede letter van het Hebreeuwse alfabet. Die //bēth// is ook de eerste letter van het scheppingsverhaal uit Genesis. De schepping kun je zien als één groot huis, een huis dat bepaald wordt door de tweeheid, de “twee”. Een huis bevat namelijk nooit alles. Ook buiten de schepping is wat. Buiten de schepping is God. Alle huizen, alles wat God geschapen heeft, gaat Hij af, op zoek naar eerstgeborenen. Hij, de Ene, wil alles wat “twee” is, alles wat van Hem afgesplitst is, weer bij zich halen. Ook de Israëlieten hebben nu dus een probleem. Daarom slachten zij in elk huis een lam. Een lam is iets wat zich niet hoeft te handhaven. Het is een “niets, een “nul”. Een lam is dat wat niet alleen aan de [[2_beth|bēth]], de 2 voorafgaat, maar zelfs aan de [[1_alef|alèf]], de 1. Een lam is iets wat de “twee” met de “één” verzoenen kan, wat God en Zijn schepping bij elkaar kan brengen.((Weinreb, F (1970), //Mozes, Pesach, Ruth, Job//, p. 18.)) De Israëlieten bestrijken de posten van de deuren van hun huizen met het bloed van het lam. De deur is het beeld van de [[4_daleth|dalèth]], de vierde letter van het Hebreeuwse alfabet. Het getal dat bij deze letter hoort is 4. 4 is 2-in-het-kwadraat, de “tweeheid” die met zichzelf geconfronteerd is, die zich van zichzelf bewust is. Het Hebreeuwse woord voor bloed is //dam//. Dat woord bestaat uit de letters [[4_daleth|dalèth]] en [[40_mem|mēm]]. De getalswaarden van deze letters zijn respectievelijk 4 en 40. De vierheid op twee verschillende vlakken dus. Volgens [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=9&cs-versnummer-3=4-4&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Genesis 9:4]] is dat bloed de //nèfèsj//, de psyche. In dit geval de psyche van het lam. Een psyche die zich niet meer hoeft te handhaven. Omdat het lam verzoening brengt, brengt ook zijn bloed verzoening. Als God het bloed aan de deurposten ziet, gaat Hij het huis niet binnen om de eerstgeborene te doden.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=5-23&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 12:5-23]].)) Dit gebeuren wordt //pèsàch// genoemd.((Christenen noemen het “pascha” of “Pasen”.)) //Pèsàch// is verwant met //pasàch//, wat ‘overslaan’ betekent. Huizen die getekend zijn met het bloed van het lam gaat God voorbij, die ‘slaat’ Hij ‘over’. ====3.3. Een klein verschil==== De Israëlieten zitten in hun huizen en eten het vlees van het lam. Het Hebreeuwse woord voor eten is //achàl//. //Achàl// is verwant met //kol//, wat ‘alles’ betekent. //Achàl// zou je kunnen vertalen als ‘ik (neem) alles (in mij op)’. Wanneer we iets ergs meemaken, kunnen we onze eetlust verliezen. We zeggen dan dat we “al gegeten en gedronken hebben”. Eten gaat dus veel verder dan calorieën tot je nemen. Eten is ook dingen verwerken die je meemaakt. We kunnen ook iets goeds meemaken. Het allerbeste is het lam. Het lam is dat wat zich niet meer hoeft te handhaven. Voor ons is dat ondenkbaar. We moeten ons altijd handhaven. Toch snakken wij er diep van binnen naar om net als het lam de wapens te laten zakken, de strijd om het bestaan op te geven. Als we het vlees van het lam eten, nemen we zijn vredelievendheid in ons op en voelen we ons met hem in het paradijs. Behalve het lam eten de Israëlieten ook brood. Het Hebreeuwse woord voor brood is //lèchèm//. //Lèchèm// is verwant aan //lachem//, wat ‘strijd’ betekent. Terug naar ons leven hier dus. Dat leven hier blijft een strijd. Een strijd die wij normaalgesproken niet durven te staken uit angst ten onder te gaan. Hier gaat het echter om een speciaal soort brood, namelijk //màtsah//. //Màtsah// is ongezuurd brood, brood dat nog niet gerezen is, waar de gist haar werk nog niet heeft gedaan. //Màtsah// is het tegengestelde van //chamàts//, het ‘gezuurde’. //Màtsah// wordt wel “brood van de armoede” genoemd. Het Hebreeuwse woord voor armoede is //‘ani//. Een arme weet dat hij zelf niets heeft, dat alles van de ander moet komen. Een arme kijkt uit naar zijn verlosser. //Chamàts// is juist het brood van de opgeblazene, van degene die zich breed en groot maakt, van degene die denkt dat hij goed in staat is om voor zichzelf te zorgen en geen verlosser nodig heeft. Nu God zelf buiten rondwaart om Zijn eerstgeborenen terug te halen, zou zo’n houding funest zijn. Al het //chamàts//, al het gezuurde moet hij wegdoen uit zijn huis.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=18-20&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 12:18-20]].)) //Màtsah// is dus heel iets anders dan //chamàts//.((Weinreb, F (1993), //Het Hebreeuwse Alfabet//, les 9, p. 10.)) Als je naar de Hebreeuwse letters kijkt, lijken die woorden echter sterk op elkaar. Beiden woorden bestaan uit een [[40_mem|mēm]] en een [[90_tsade|tsadē]]. //Màtsah// eindigt met een [[5_he|hē]] en //chamàts// begint met een [[8_cheth|chēth]]. Qua vorm zijn de //hē// en de //chēth// echter bijna hetzelfde. Het enige verschil is een doorgetrokken lijntje bij de //chēth//. Het beeld van de //hē// is het venster en het beeld van de //chēth// is de omheining. Een venster is iets om door naar buiten te kijken en een omheining is dat wat je belemmert naar buiten te kijken. //Màtsah// heeft de //hē// omdat je daar contact hebt met wat buiten je huis, buiten je wereld is en //chamàts// heeft een //chēth// omdat het contact daar ontbreekt. {{ ongezuurd_gezuurd.png?450 }} Als je //màtsah// eet, heb je contact met het andere, met God en als je //chamàts// eet, blijf je in je eigen wereldje zitten. ====3.4. De sedermaaltijd==== Tot op de huidige dag wordt dit gebeuren elk jaar op [[http://nl.wikipedia.org/wiki/Pesach|Pèsàch]] door de Joden herdacht. Op de eerste avond van dat feest wordt de [[http://nl.wikipedia.org/wiki/Sederavond|sedermaaltijd]] genuttigd. Ieder krijgt dan drie ongezuurde broden die op een stapel liggen. De onderste heet “Israël”, de middelste heet “Levi” en de bovenste heet “Kohen”. “Israël” staat voor de //nəsjamah//, de ziel die van God komt. “Levi” staat voor de Leviet, die de //nəsjamah// naar de priester leidt. En “Kohen” staat voor deze priester zelf, die de //nəsjamah// terugbrengt naar God.((Het Hebreeuwse woord voor priester is //kohen//.)) Het brood van de sedermaaltijd heeft dus te maken met de weg naar God. Van het brood dat Levi heet, ligt maar een klein deel op tafel. Het grootste deel is verstopt. Dat betekent dat de weg naar God geen duidelijk uitgestippelde route is. Onderweg zijn er veel dingen die je niet begrijpt. Maar juist daardoor kun je de weg uit liefde gaan. Pas aan het einde van de maaltijd wordt de rest van het brood teruggevonden.((Zie ook Weinreb, F (1990) //Symboliek//, p. 92, 93.)) Een ander onderdeel van de sedermaaltijd is //maror//, het bittere kruid. Dit staat voor het moeilijke leven dat de Israëlieten in //Mitsràjim// moesten leiden. //Maror// wordt gedoopt in leemkleurige saus dat wijst op de tichelstenen die ze in //Mitsràjim// moesten bakken.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=14-14&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 1:14]].)) De Israëlieten zijn niet alleen verdrietig om wat ze in //Mitsràjim// meegemaakt hebben, ze zijn ook blij dat ze //Mitsràjim// zullen verlaten. Daarom drinken ze vier bekers wijn. Elk van deze bekers staat voor iets wat God voor hen zal doen. Hij zal hen “uitleiden”, “redden”, “verlossen” en “tot Zich nemen”. De Israëlieten uiten hun vreugde ook door het //Hallel// te zingen. Het //Hallel// bestaat uit [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=27&cs-bijbelhoofdstuk-2=113&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Psalm 113]], [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=27&cs-bijbelhoofdstuk-2=114&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Psalm 114]], [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=27&cs-bijbelhoofdstuk-2=115&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Psalm 115]], [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=27&cs-bijbelhoofdstuk-2=116&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Psalm 116]], [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=27&cs-bijbelhoofdstuk-2=117&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Psalm 117]] en [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=27&cs-bijbelhoofdstuk-2=118&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Psalm 118]]. Vroeger zongen de Levieten deze psalmen als het lam geslacht werd. ====3.5. De vijfde beker==== Ook [[wieisjezus|Jezus]] heeft met zijn leerlingen de sedermaaltijd genuttigd. Volgens de christenen is Jezus degene naar wie alle lijnen van de [[dehebreeuwsebijbel|Hebreeuwse Bijbel]] lopen. Jezus betrok de maaltijd helemaal op zichzelf. Het ongezuurde brood noemde hij zijn lichaam en de wijn noemde hij zijn bloed.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=40&cs-bijbelhoofdstuk-2=26&cs-versnummer-3=18-30&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Matteüs 26:18-30]].)) Daarna deelde hij het brood en de wijn met zijn leerlingen. Zo liet hij hen dus delen in zijn leven. Johannes, één van de schrijvers van het Nieuwe Testament, het christelijke commentaar op de Hebreeuwse Bijbel, noemt Jezus het lam van God.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=43&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=29-29&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Johannes 1:29]].)) Jezus is voor hem dus degene die voor ons het vertrek uit //Mitsràjim//, uit deze wereld, mogelijk maakt. Na de maaltijd blijft Jezus niet in huis. Samen met zijn leerlingen gaat hij naar buiten. Op sederavond is dat echter gevaarlijk. Jezus is namelijk een eerstgeborene. Paulus noemt hem zelfs de eerstgeborene van alle schepsels, de //resjīth// van het boek Genesis zelf dus.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=51&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=15-17&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Kolossenzen 1:15-17]].)) In de hof van Getsemané overvalt Jezus een verschrikkelijke angst. Zoals ik al schreef is het Hebreeuwse woord voor angst //tsor//. //Tsor// heeft te maken met //Mitsràjim//, het rijk van de angst. Jezus is bang voor een beker. God wil dat hij die beker leegdrinkt.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=40&cs-bijbelhoofdstuk-2=26&cs-versnummer-3=36-45&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Mat 26:36-45]].)) Het gaat om de vijfde beker van de sedermaaltijd, de beker die normaal gesproken niet gedronken wordt. Volgens Weinreb is dat de beker van de “eenheid”, van God en Zijn wereld. De andere vier bekers zijn de bekers van de “vierheid”, van onze wereld. Door de vijfde beker te drinken, verbindt Jezus beide werelden met elkaar.((Weinreb, F (1970), //Mozes, Pesach, Ruth, Job//, p. 26.)) Deze vijfde beker wordt ook wel de “beker van de toorn” genoemd. Het Hebreeuwse woord voor “toorn” is //af//, wat ‘zwaar ademen (van woede)’ betekent. God is woedend op de //gojim//, de ‘volkeren’, die Israël willen vernietigen. Israël staat voor ons verlangen naar “Gods wereld” en de //gojim// staat voor ons streven om dat verlangen onschadelijk te maken. De //gojim// in ons verlangen alleen maar naar “onze wereld”. Als verbinder tussen “onze wereld” en “Gods wereld” krijgt Jezus deze woede over zich heen. {{ http://rembrandt.louvre.fr/_commun/rembrandt/zoom_jpg/r28.jpg?770 = |Dit schilderij heet “Christus op de olijfberg”. Rembrandt van Rijn schilderde het rond 1655. Jezus bidt en wordt ondersteund door een engel. Er staat een beker bij hem. Dat is de vijfde beker. Rechts liggen Jezus’ leerlingen nietsvermoedend te slapen. }} In de vorige paragraaf schreef ik dat de eerste vier bekers elk staan voor wat God voor de Israëlieten zal doen. God zal hen “uitleiden”, “redden”((In de Naardense vertaling staat “ontrukken”.)), “verlossen”((In de Naardense vertaling staat “loskopen”.)) en “(tot Zich) nemen”. Elk van deze trefwoorden vind je in [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=6&cs-versnummer-3=6-7&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 6:6,7]]. Het vers daarna is [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=6&cs-versnummer-3=8-8&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 6:8]]. In dat vers zegt God dat Hij hen ‘//in het land doet komen//’. Het land is het land Kanaän, het paradijs. Als ze daar zijn is het doel, de ontmoeting met God, bereikt. De berg Sinaï is dus nog niet het eindstadium. Ook daar zullen ze God ontmoeten, maar dat moment gaat weer voorbij. De berg Sinaï ligt in de woestijn en die staat voor de tijd waarin wij mensen leven. Een leven dat pas wordt afgebroken als we voor de “Jordaan”, de “grensrivier” staan. Ik heb het dan over het moment van onze dood. Aan de overkant van deze “grensrivier” ligt Kanaän. Volgens ons vers zal God de Israëlieten ‘//in//’ dat ‘//land doen komen//’. Het Hebreeuwse woord voor ‘komen’ is //bo//. De eerste letter van //bo// is een [[2_beth|bēth]] en de laatste letter een [[1_alef|alèf]]. De getalswaarde van de //bēth// is 2 en de getalswaarde van de //alèf// is 1. //Bo// is dus het komen uit de tweeheid in de éénheid. In Kanaän zijn ze dus definitief bij God, bij de éénheid. In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=5&cs-bijbelhoofdstuk-2=31&cs-versnummer-3=7-7&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Deuteronomium 31:7]] zegt Mozes dat Jozua met de Israëlieten in Kanaän zal ‘//komen//’. Ook hier vind je weer het woordje //bo//, het komen uit de tweeheid in de éénheid. De Hebreeuwse naam van Jozua is //Jəhosjoe’à//. Dezelfde naam heeft Jezus, de hoofdpersoon van het Nieuwe Testament. Volgens dat boek zal Jezus hetzelfde voor ons doen als Jozua. “Ons” zeg ik, want zoals ik eerder schreef is “Israël” iets dat in ons allemaal zit. Jezus zal ons dus naar het paradijs van God brengen. Die tocht gaat door de dood heen. Al snel komen er namelijk mannen in de hof van Getsemané om Jezus te arresteren. Een etmaal later hangt hij levenloos aan het kruis. In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=42&cs-bijbelhoofdstuk-2=9&cs-versnummer-3=30-31&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Lucas 9:30,31]] wordt gesproken over Jezus’ “uittocht”. Het Griekse woord voor uittocht is //exodos//. Dat wat Jezus’ dood lijkt, is dus zijn //exodus//, zijn uittocht uit //Mitsràjim// en zijn komst in het land, het paradijs. ====3.6. De zee van het einde==== Terug naar Exodus. Daar zijn we nog in //Mitsràjim//. In dat land sterven alle eerstgeborenen die het bloed van het lam niet op hun deurposten hadden gesmeerd. Ook de zoon van Farao sterft. Farao is daardoor zo verbijsterd dat hij de Israëlieten laat gaan.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=29-33&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 12:29-33]].)) Na middernacht vertrekken de Israëlieten. De inwoners van //Mitsràjim// geven hen hun goud en hun zilver mee. Goud staat voor het licht en zilver om dat wat het licht weerkaatst. Goud is iets wat van God komt en zilver is iets wat dat weerspiegelt. Ook geven ze hen hun kleding mee. Het Hebreeuwse woord voor kleding is //simlah//. //Simlah// is verwant met //səmol//, wat ‘linkerkant’, of de ‘kant van het noorden’ betekent. Het noorden staat voor de wereld die wij kunnen zien, horen, voelen en bedenken, onze eigen wereld. De inwoners van //Mitsràjim// geven hen dus alles wat ze hebben.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=35-36&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 12:35,36]].)) In de vertaling staat dat Israël //Mitsràjim// op die manier ‘plunderde’. In het Hebreeuws staat er //natsàl//. Volgens Weinreb betekent dit ‘leegmaken’. Israël haalde //Mitsràjim// hier dus leeg. //Mitsràjim// smeekte daar om. Ze wilden dat ze alles meenamen. Dan kon het samen met Israël verlost worden. In vers 38 staat dat er ook een //’erèv ràv//, ‘gemengde veelheid’, met hen meetrok. In vertalingen wordt daar van alles van gemaakt. Het dichtst bij de grondtekst komt ‘veel vermengd volk’ van de [[http://nl.wikipedia.org/wiki/Statenvertaling|Statenvertaling]]. Het gaat hier om inwoners van //Mitsràjim// die zich willen binden aan Israël. Israël staat voor onze //nəsjamah// en //Mitsràjim// staat voor onze //nèfèsj//. Als onze //nəsjamah// verlost wordt, wil veel van onze //nèfèsj// meegaan om ook met haar verlost te worden. Dat betekenen deze verzen.((Zie voor dit alles Weinreb, F (1970), //Mozes, Pesach, Ruth, Job//, p. 17, 20.)) God Zelf gaat met de stoet mee. Zijn aanwezigheid gaat gepaard met een tegenstrijdig verschijnsel. Het gaat om iets dat zich soms laat zien als een wolk en soms als vuur. Hier is dus sprake van iets dat tegelijkertijd water en vuur is.((Weinreb, F (1976), //De Bijbel als Schepping//, p. 478.)) In de Bijbel staat water voor onze tijd en vuur voor Gods tijd. Onze tijd is de tijd die langzaam verder tikt en Gods tijd het ogenblik waarin alles samengebald wordt. Die tijden kunnen alleen maar samengaan op de plek die de Bijbel “de hemel” noemt. Het Hebreeuwse woord voor hemel, //sjamàjim// kun je lezen als de combinatie van //esj//, ‘vuur’ en //màjim//, ‘water’. Het verschijnsel waarmee God met de stoet meetrekt is dus een hemels verschijnsel. Laten we verder gaan met ons verhaal. Farao krijgt spijt van zijn beslissing en jaagt met zijn leger de Israëlieten achterna. Als de Israëlieten bij de rietzee terechtkomen, kunnen ze geen kant meer op. Het Hebreeuwse woord voor “rietzee” is //jam soef//, wat ‘zee van het einde’ betekent. Alles lijkt afgelopen, maar dan gebeurt er iets onvoorstelbaars. De zee gaat open zodat de Israëlieten er dwars doorheen kunnen trekken. Aan beide kanten bevindt zich een muur van water. Water is een beeld van de tijd, dus hier staat de tijd stil. De Israëlieten kunnen de tijd in haar geheel overzien. Alles trekt in een moment aan hen voorbij. Opeens snappen ze alles.((Zie Weinreb, F, //Stenen en kristallen//, p. 14.)) Het leger van Farao jaagt hen achterna, maar het komt niet ver. Het verschijnsel van de wolk en het vuur verward de soldaten.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=14&cs-versnummer-3=24-25&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 14:24,25]].)) Als mensen van de tweeheid kunnen ze zo’n tegenstrijdig verschijnsel niet begrijpen. Als de Israëlieten aan de overkant zijn, worden ze overvallen door het water en verdrinken ze.((Weinreb, F (1976), //De Bijbel als Schepping//, p. 478.)) In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=14&cs-versnummer-3=5-30&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 14:5-30]] wordt de tocht van de Israëlieten door het water gedetailleerd beschreven. Volgens Weinreb vindt hier de geboorte van Israël plaats. Het water van de rietzee is het vruchtwater dat breekt. Het leger dat Israël achterna jaagt, is de nageboorte. Als de navelstreng wordt doorgesneden, is de geboorte van het jonge volk een feit.((Weinreb, F (1976), //De Bijbel als Schepping//, p. 473, 474.)) =====4. Op weg naar de berg van God===== De Israëlieten trekken nu naar de berg waar God hen zal ontmoeten. Deze berg ligt in de woestijn. De woestijn is een ruimte waar je je niet kunt vestigen. Een ruimte waar je doorheen moet trekken. Die woestijn staat voor de tijd waarin wij mensen leven. De tijd die geen moment stil staat. Die tijd begint als God klaar is met zijn schepping. De Bijbel noemt dat de [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=2-3&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|zevende dag]]. Omdat er in de Bijbeltekst niet staat dat die dag afgesloten wordt, duurt hij nog altijd voort.((Weinreb, F (1976), //De Bijbel als Schepping//, p. 129, 136, 137.)) In het Hebreeuws heet die dag de //sjàbbath//. De Joden vieren hem als de laatste dag van de week en houden dan op met werken.((Zie [[http://nl.wikipedia.org/wiki/Sjabbat|sjàbbath]].)) Eigenlijk is het echter elke dag //sjàbbath//. Omdat God alles al heeft gedaan, valt er voor ons niets meer te doen en mogen we van de volkomenheid van Gods schepping genieten. Onze //nèfèsj// klinkt dat echter absurd in de oren. Die denkt dat ze de teugels nooit kan laten vieren, dat ze nu al oplossingen moet bedenken voor wat haar zou kunnen overkomen. Onze //nèfèsj// is voortdurend bang om iets te kort te komen. Dan verlangt ze weer terug naar de “goede oude tijd” in //Mitsràjim//, toen ze alles nog had wat haar hartje begeerde. Volgens de Joodse Overlevering is dan in ons de //’erèv ràv// aan het woord, de ‘gemengde veelheid’ die samen met de Israëlieten uit //Mitsràjim// getrokken was.((Zie Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 542-545.)) In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=16&cs-versnummer-3=3-3&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 16:3]] klagen ze bij Mozes omdat er geen voedsel is. God zendt hen daarop “brood uit de hemel”. De Bijbel noemt dat //manna//. //Manna// komt van //men//, wat ‘(aan)deel’ betekent. Ieder krijgt zijn deel. Dat deel gaat maar een dag mee. De volgende dag is er weer een nieuwe hoeveelheid. Niemand krijgt dus een voorraadje om op te teren. Voorraden zijn er alleen in //Mitsràjim//.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=16&cs-versnummer-3=4-4&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 16:4]] en [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=16&cs-versnummer-3=14-21&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 16:14-21]].)) De //’erèv ràv// zijn ook bang voor watergebrek. Water staat voor tijd, dus eigenlijk zijn zij bang dat het leven een keer voor hen op zal houden, dat ze dood zullen gaan. Om het volk gerust te stellen, brengt God het naar een rots. Op die rots moet Mozes slaan. Als hij dat doet, komt er water uit en kan iedereen drinken.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=17&cs-versnummer-3=1-6&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 17:1-6]].)) Dat “slaan” op de rots herinnert aan de slagen die God //Mitsràjim// toebracht. Er wordt namelijk hetzelfde Hebreeuwse woord gebruikt. Ook het Hebreeuwse woord voor “rots” herinnert aan het angstrijk //Mitsràjim//. Dat is namelijk //tsor//, wat naast rots ‘angst’ betekent. De Joodse Overlevering verbindt de rots met Mirjam, de zus van Mozes en Aäron.((Weinreb, F (1976), //De Bijbel als Schepping//, p. 548, 549.)) Mirjam betekent ‘bitter water’ ofwel ‘bittere tijd’. Die bittere tijd is de moeilijke tijd die de Israëlieten in //Mitsràjim// meemaakten.((Weinreb, F //Mirjam – Maria//, p. 8.)) Mirjam ervaart die tijd, neemt die tijd in zich op, maar gaat er niet aan onderdoor. Ze zorgt ervoor dat het goed komt, dat het water drinkbaar is, dat de tijd doorgaat. Volgens de Bijbel waakt Mirjam bij het bootje waar Mozes werd gelegd. Ze zorgt er voor dat er niets met hem gebeurd, dat hij goed terecht komt. Net als Mozes en de rest van het volk trekt Mirjam mee de woestijn in en zorgt daar voor voldoende water. Het gaat pas mis als zij sterft. Dan breekt er paniek uit onder het volk en wordt er weer geroepen om water.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=4&cs-bijbelhoofdstuk-2=20&cs-versnummer-3=1-13&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Numeri 20:1-13]].)) Een derde probleem in de woestijn is Amalek. In die woestijn is vertrouwen op God het allerbelangrijkste. Vertrouwen dat God voor Israël zal zorgen. Amalek is de kracht die dat vertrouwen bij hen wil ondermijnen. Amalek komt van //’amal// wat ‘werken als een slaaf’ betekent. Volgens Amalek moet je het in je leven zelf zien te rooien.((Zie [[lodebar#4.4. Een koning met een dak|Een koning met een dak]].)) Manna en water uit een rots zijn sprookjes voor naïeve mensen. Als je brood en water wil, zul je daar zelf voor moeten zorgen. Als Amalek Israël aanvalt, komt Jozua, de naamgenoot van Jezus, met zijn leger aanzetten. Terwijl Mozes bidt, hakken zij Amalek in de pan.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=17&cs-versnummer-3=8-13&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 17:8-13]].)) Zo wordt de wanhoop verdreven. =====5. Tien woorden===== ====5.1. De plek van de éénheid==== Na een aantal dagen bereiken de Israëlieten de berg Sinaï, de plek waar God hen zal ontmoeten. De getalswaarde van de Hebreeuwse letters die samen het woord “Sinaï” vormen, is 130. Het woord Sinaï bestaat namelijk uit een [[60_samech|samèch]], een [[10_jod|jōd]], een [[50_noen|noen]] en nog een [[10_jod|jōd]]. De getalswaarde van deze letters is respectievelijk 60+10+50+10 = 130. 130 is 10 x 13. Het getal 10 staat voor alles wat er is en het getal 13 staat voor de éénheid.((13 is namelijk de getalswaarde van het woord //èchad//, dat ‘één’ betekent.)) Sinaï is dus de plek waar alles één is. Mozes beklimt de Sinaï en God zegt tegen hem dat Hij op die plek zal neerdalen en tot de Israëlieten zal spreken. Het volk verzamelt zich rond de berg, die bedekt wordt door een wolk en waar de donder klinkt en de bliksem flitst. Net als bij de doortocht door de rietzee is hier weer sprake van een tegenstrijdig verschijnsel, een verschijnsel waarin er zowel water als vuur is. ====5.2. De sjofar==== Dan klinkt de ramshoorn.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=19&cs-versnummer-3=16-16&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 19:16]].)) Het Hebreeuwse woord voor ramshoorn is //sjofar//. De Joden blazen op de //sjofar// op //Rosj hà-sjanah//, Nieuwjaarsdag. Nieuwjaarsdag is de verjaardag van de schepping van de mens. Volgens de Joodse Overlevering heeft God de mens geschapen door op de //sjofar// te blazen. Zo ontstond ‘//de mens in zijn hoogste hoedanigheid//’, de mens die zich niet hoeft te handhaven.((Weinreb, F //De Shofar//, p. 2a.)) Die mens, zegt Weinreb, is “het lam”. Het lam dat ook een centrale rol speelt bij //Pèsàch//.((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#3.2. Het lam|3.2]].)) Hier, vanaf de Sinaï, blaast God opnieuw op de //sjofar//. Zo komen de [[detienwoorden|Tien Woorden]] tot stand. Weinreb vergelijkt Gods blazen op de //sjofar// met kussen. Tijdens het kussen kun je niet spreken. Hoe kan God dan zo de [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=20&cs-versnummer-3=1-17&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Tien Woorden]] uitspreken? In de regel die de Tien Woorden inluidt, staat dat God hier ‘al’ de ‘woorden’ uitspreekt.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=20&cs-versnummer-3=1-1&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 20:1]].)) Het Hebreeuws staat er //kol hà-dəvarīm//. //Kol hà-dəvarīm// betekent eigenlijk ‘al de woorden (als een) geheel’ of ‘(het) geheel van de woorden’. God spreekt hier dus alle woorden als een eenheid uit. Dat, zegt Weinreb, gebeurt er als God zwijgt. Dan zegt Hij alles, dan zegt Hij de ‘//samenvatting van alle woorden//’.((Weinreb, F //De Shofar//, p. 2, 2a.)) Vanaf de Sinaï klinkt de //sjofar// in een lang aangehouden toon. Deze toon wordt de //thəqīa’// genoemd, de toon die klinkt als het volk zich moet verzamelen. De //thəqīa’// is de toon die alles één maakt.((Weinreb, F //De Shofar//, p. 12.)) De eerste letter van de Tien Woorden is dan ook een [[1_alef|alèf]]. De getalswaarde van de //alèf// is namelijk 1. Het scheppingsverhaal begint met een [[2_beth|bēth]]. De getalswaarde van de //bēth// is 2. Met de schepping begint namelijk de tweeheid. Nu, bij de Tien Woorden, keert deze tweeheid weer terug in God, haar oorspronkelijke éénheid. Volgens Weinreb zegt God in de Tien Woorden wie de mens eigenlijk is, wat zijn eigenlijke structuur is.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 486)). De mens zoals hij eigenlijk is, is de mens die God weerspiegelt. God schept die mens door de Tien Woorden uit te spreken. De //Zohar//, het belangrijkste boek van de [[weinrebendejoodseoverlevering#3. De Kabbala|Kabbala]], noemt deze Tien Woorden dan ook de essentie van de Tien Woorden uit het scheppingsverhaal.((Sperling, Harry; Simon, Maurice; Levertoff, Paul P (vert) (1984) //The Zohar//, Volume III, p. 280.)) Als je deze essentiële woorden naast je neerlegt, scheur je je los van wat je eigenlijk bent, met alle gevolgen van dien. De Israëlieten deinzen terug als ze Gods stem horen, ze zijn bang dat het hun het leven kost.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=20&cs-versnummer-3=18-19&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 20:18,19]].)) Gods stem is echter de stem van de liefde. Als Hij zijn stem laat horen, als Hij op zijn //sjofar// blaast, kust Hij ons. De getalswaarde van //sjofar// is 580. 580 is 10 x 58. 10 staat voor alles wat er is en 58 is de getalswaarde van het woord //chen//. //Chen// wordt vaak vertaald als “genade”. Iemand genadig zijn is iemand iets goeds geven zonder dat hij het verdient en zonder er iets voor terug te willen hebben. Iemand genadig zijn is goed voor iemand zijn zonder reden. //Sjofar// kun je dus vertalen met ‘doorlopend gratis en voor niets goed zijn’. Ook de //thəqīa’//, de lange toon van de //sjofar// heeft 580 als getalswaarde.((Weinreb, F //De Shofar//, p. 23, 24.)) De stem die de Tien Woorden uitspreekt is dus de stem van de onvoorwaardelijke liefde. Deze liefde was echter zo groot dat ze Mozes smeekten of hij voortaan voor hen met God wilde spreken. ====5.3. Het verbondsboek==== Mozes gaat de wolk in waar God is en spreekt daar met Hem. Het Hebreeuwse woord voor ‘wolk’ is //‘ənan//. //‘Ənan// is verwant met //‘anah//, wat ‘antwoorden’ betekent. Daar, in die wolk, antwoord God Mozes dus. Het gaat hier niet om een antwoord waar je met je verstand of je gevoel wat mee kunt. Voor je verstand of je gevoel is dat antwoord even grillig als de vorm van een wolk. Dit antwoord is bedoeld voor je //nəsjamah//, voor je ziel die van God komt. Het gaat om Exodus 20:23-23:33. Dat tekstgedeelte wordt //sefèr hà-bərīth//, ‘(het) boek (van het) verbond’, genoemd. “Verbond” is een oud woord voor “verband”, “verbinding”. God verbindt zich hier met je //nəsjamah//. Hij toont je //nəsjamah// hoe ze één kan zijn met Hem. Het verbondsboek is een verdere uitleg van de [[detienwoorden|Tien Woorden]]. Als je dat “verbondsboek” in vertaling leest, kan alles nogal gedateerd overkomen. Er wordt gesproken over nomaden, over herders die met een kudde schapen, geiten of runderen door het land trekken. Aan die herders heeft God dan allerlei aanwijzingen gegeven. Maar wat heeft dat alles te maken met onze [[watispremodern_modern_postmodern#3. Wat is modern?|moderne]] en [[watispremodern_modern_postmodern#5. Wat is postmodern?|postmoderne]] levens? Volgens Weinreb zijn zulke nomadenverhalen echter voor ons allemaal bedoeld. De herder staat namelijk voor je //nəsjamah//, je Goddelijke ziel en zijn kudde voor je //nèfèsj//, je psyche.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 255.)) Je psyche, dat wat je gewoonlijk “ik” noemt, mag dus niet het leidende principe in je leven zijn. Die psyche moet geleid worden door je eigenlijke ik, door dat wat je ten diepste bent, door je //nəsjamah//. Je //nəsjamah// is verantwoordelijk voor je psyche. Zij moet je psyche bij elkaar houden, éénmaken. Als je //nəsjamah// onachtzaam is, dwalen de onderdelen van je psyche alle kanten uit en kunnen in grote problemen komen. Het verbondsboek spreekt je //nəsjamah// aan op wat ze is en doet. =====6. Een ontwerp===== Nadat Mozes de woorden van het verbondsboek met de Israëlieten gedeeld heeft, klimt hij samen met zijn leerling Jozua de berg op.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=24&cs-versnummer-3=12-18&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 24:12-18]].)) Weer is de wolk er en ook iets dat lijkt op “verterend vuur”. In het Hebreeuws staat er //esj ochèlèth//, ‘vuur dat alles opeet’. Ook hier is er dus het tegenstrijdige verschijnsel van water en vuur. Mozes en zijn leerling gaan de wolk in en blijven daar 40 dagen en 40 nachten. 40 is de getalswaarde van de letter [[40_mem|mēm]]. Het beeld van de //mēm// is ‘water’. Water staat voor tijd. Het gebeuren in de wolk is dus iets dat in de tijd plaatsvindt. God toont Mozes daar een ontwerp van de //misjkan//, de ‘woning’, de plek waar God bij ons wil wonen. In Exodus 25 t/m 31 wordt die //misjkan//, met de voorwerpen die daarin staan, tot in detail beschreven. Ook de kleding van Aäron, die daar als Grote Priester dienst doet, komt aan bod, net als de kleding van zijn zonen, die daar als gewone priester fungeren. Al die dingen hebben een betekenis. Over die //misjkan// en alles wat er mee te maken heeft, heb ik het volgende document geschreven: * [[dewoningvangod|De woning van God]]. De beschrijving van de //misjkan// wordt afgesloten met een oproep om de //sjàbbath// in ere te houden.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=31&cs-versnummer-3=12-17&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 31:12-17]].)) Volgens de Bijbel schiep God alles in zes dagen en rustte op de zevende dag, de //sjàbbath//. Die rust typeert ook de //misjkan//, die een uitbeelding is van deze schepping.((Zie Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 538, 539.)) //Misjkan// is namelijk verwant aan //sjachàn//, wat ‘rusten’ betekent. Alles is al geheiligd, alles is al heel gemaakt, wij hoeven die heelheid zelf niet meer tot stand te brengen. Tenslotte gaf God Mozes twee stenen platen die Hijzelf gemaakt heeft en waarop Hij met Zijn eigen vinger aan beide kanten de [[detienwoorden|Tien Woorden]] gegrift heeft.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=31&cs-versnummer-3=18-18&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 31:18]] en [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=32&cs-versnummer-3=15-16&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 32: 15,16]].)) Over stenen heb ik in paragraaf [[hetboek_exodus#1.3. De zonen van Israël|1.3]] al geschreven. Stenen staan voor de verbinding van God en de mensen die hij als Zijn zonen beschouwd. Ook de platen zijn iets bijzonders. Het Hebreeuwse woord voor plaat is //loeàch//. //Loeàch// is verwant met //làch//, wat ‘fris, groen’ betekent en //leàch//, wat ‘frisheid, (levens)kracht’ betekent. Bij platen denk je aan “levenloos materiaal”, maar deze platen “leven”. Niet zoals planten die ooit een keer dood gaan, maar als iets dat blijft, dat eeuwig is. De stenen platen staan dus voor iets dat in verbinding met God staat en iets dat evenals Hij eeuwig leeft. De platen worden in de Bijbel ook wel de //’edoeth//, het ‘getuigenis’ genoemd. //’Edoeth// is verwant aan //‘àd//, wat ‘eeuwigdurend’ betekent. In dat duurzame “materiaal” heeft God de Tien Woorden gegrift, de woorden die uitdrukken wie de mens eigenlijk is.((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#5.2. De sjofar|5.2]].)) God geeft Mozes hier dus dat wat wij ten diepste zijn. Weinreb noemt de platen waarin God Zijn woorden heeft gegrift daarom de ‘eeuwige mens’.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 514.)) =====7. Crisis===== ====7.1. Een cirkel==== Onder aan de berg denkt het volk dat Mozes niet meer terugkomt. Ze zijn nu zonder leider en zonder de God die met hem spreekt. Om God toch bij zich te hebben, willen zij dat Aäron Hem voor hen maakt. Opnieuw nemen hier de //’erèv ràv//, ‘gemengde veelheid’ het voortouw.((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#3.6. De zee van het einde|3.6]].)) Die //’erèv ràv// is onze //nèfèsj//, onze psyche, en die wil God zien, horen, voelen, begrijpen. Aäron vraagt hen de gouden oorringen van hun vrouwen en kinderen bij hem te brengen. Eerder schreef ik dat goud voor het licht staat. Aäron vraagt hen dus dat wat hun vrouwen en kinderen glans en schittering geeft bij hem in te leveren. Volgens de Joodse Overlevering hoopt Aäron dat ze dat offer niet willen brengen. Hun drang om God bij zich te hebben is echter sterker. Als iedereen de oorringen bij hem brengt, kan hij er niet meer onderuit en werpt ze in het vuur. Uit dat vuur komt een “kalf” te voorschijn.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=32&cs-versnummer-3=23-24&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken&search=Zoeken|Exodus 32:23,24]].)) Het Hebreeuwse woord voor “kalf” is //‘egèl//. //‘Egèl// is verwant met //’agol// wat ‘rond, cirkel, kring’ betekent. Het gaat dus om iets dat rond is, dat sluitend is, dat klopt.((Zie Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 505-507,512,513.)) En dat noemen zij de “God” die hen uit //Mitsràjim// verlost heeft.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=32&cs-versnummer-3=1-4&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 32:1-4]].)) Onze //nèfèsj// wil graag dat alles klopt. Als dat gebeurt, is er volgens haar iets goddelijks aan de gang. Ondertussen is Mozes met zijn leerling aan de afdaling begonnen. God brengt hem op de hoogte van het gebeuren en noemt het volk ‘hardnekkig’, ‘hard van nek’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=32&cs-versnummer-3=9-9&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 32:9]].)) De nek is de verbinding tussen het hoofd en de rest van het lichaam. Volgens Weinreb staat het hoofd voor Gods wereld en de rest van het lichaam voor onze wereld. Als je hard van nek ben, zie je niet dat dat heel andere werelden zijn, dan denk je dat alles in jouw wereld goddelijk is. Dan leef je in de cirkel, dan is het “kalf” jouw god.((Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 510, 511.)) God is woedend op het volk. Daarom probeert Mozes Hem zachter te maken. Letterlijk staat er in vers 10 dat hij ‘Gods gezicht zacht maakt’, de frons van Zijn gezicht strijkt. Mozes herinnert God aan wat hij de stamvaders van Israël belooft heeft, namelijk dat Hij hun nakomelingen het land Kanaän, het paradijs, zal geven. Als Mozes afdaalt en het volk rond het “kalf” ziet dansen wordt hij echter zelf boos en werpt de twee platen aan stukken.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=32&cs-versnummer-3=19-19&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 32:19]].)) {{ chagall_mozesendeplatenvandewet.jpg?470 = |Dit schilderij heet “Mozes en de platen van de wet” en is in 1966 geschilderd door Marc Chagall. Chagall schildert Mozes op het moment dat hij de platen met de Tien Woorden kapot wil smijten. Zijn verbijsterde gezicht weerspiegelt zich in de platen. Rechts zie je het gouden kalf. Verder is er nog een duif en een kandelaar te zien. }} De eeuwige mens valt in scherven. Er is geen eenheid meer. ====7.2. Chen==== Mozes zoekt God weer op. Als God het volk niet kan vergeven, wil Mozes zelf daar in Israëls plaats de gevolgen dragen. Hij vraagt God zijn eigen naam weg te vegen uit Zijn boek. Dat boek is de //Thorah//, het eeuwige woord van God. Mozes vraagt God dus hemzélf aan de vergetelheid prijs te geven. Dat weigert God.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=32&cs-versnummer-3=31-33&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 32:31-33]].)) God zegt dat Hij een engel, een hemelse boodschapper, met het volk mee zal zenden. Hij wil dus niet zélf met het volk meegaan. Mozes zet buiten de tentenkamp van de Israëlieten een eigen tent op en noemt dit de ‘tent van de samenkomst’. Dat is de naam die God de //misjkan// gaf toen Hij Mozes het ontwerp liet zien. God komt in Zijn wolk de tent in en spreekt daar met Mozes. Ook Jozua, de leerling van Mozes is er weer bij.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=33&cs-versnummer-3=7-11&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 33:7-11]].)) God scheidt zich dus af van Zijn volk. Van Mozes houdt Hij wel. Hij kent Mozes bij naam, Hij gaat intiem met Mozes om. Mozes, zegt de tekst, heeft ‘genade gevonden in Zijn ogen’. Het Hebreeuwse woord voor “genade” is //chen//, wat ‘goedheid zonder reden’ betekent.((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#5.2. De sjofar|5.2]].)) Omdat zijn verhouding met God zo vertrouwelijk is, vraagt Mozes God zichzelf aan hem te laten zien. God zegt hem dat Hij Mozes al Zijn goedheid zal laten zien en Zijn Naam zal uitspreken. In het Hebreeuws zegt Hij dan //chànothī èth-àsjèr achon// en //richamthī èth-àsjèr àràchem//. Letterlijk betekenen deze zinsdelen ‘ik ben genadig tot het uiterste als degene die genadig is’ en ‘ik ben moederlijk tot het uiterste als degene die moederlijk is’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=33&cs-versnummer-3=19-19&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 33:19]].)) De structuur van deze zinsdelen lijkt op die van de naam die God uitsprak bij de doornstruik.((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#1.5. God|1.5]].)) Weer zegt God hier dat Hij zichzelf trouw blijft. Hij is genadig en Hij blijft genadig, Hij is moederlijk en Hij blijft moederlijk. Dan wil God dat Mozes nieuwe platen uithakt en bij Hem op de berg komt. Daar op de berg roept God Zijn 13 eigenschappen uit. 13 staat voor de éénheid((Zie paragraaf [[hetboek_exodus#5.1. De plek van de éénheid|5.1]].)). God spreekt hier dus Zijn éénheid uit. Eerst spreekt Hij Zijn Naam JHWH tweemaal uit, daarna noemt Hij zichzelf God, vervolgens beschrijft Hij in allerlei woorden Zijn goedheid, waarna Hij afsluit met zich rechtvaardig te noemen.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=34&cs-versnummer-3=5-7&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 34:5-7]].)) Volgens de Joodse Overlevering staat de Naam “JHWH” voor Gods genade en de Naam “God” voor Zijn rechtvaardigheid. In de 13 eigenschappen heeft Gods genade, Gods //chen// dus de voorrang. Daar houdt Mozes God aan. Op grond van Gods //chen// moet Hij Zijn volk wel vergeven. God kan er niet onderuit. Hij beschrijft de nieuwe platen met de Tien Woorden en na 40 dagen en nachten daalt Mozes daarmee af naar het volk. Er is weer een nieuwe eeuwige mens. En God heeft belooft dat Hij zélf weer met Zijn volk mee zal trekken. =====8. De uitvoering===== Meteen daarna wordt de //misjkan// gemaakt aan de hand van het ontwerp dat God Mozes op de berg had laten zien. Als de //misjkan// er staat, met alles erop en eraan, bedekt de wolk haar en komt God er in wonen. =====9. Verwante documenten===== Het hoofddocument van de //Hebreeuwse Bijbel// is: [[dehebreeuwsebijbel|De Hebreeuwse Bijbel]] Het hoofddocument van de //Thorah// is: [[dethorah|De Thorah]] Het document dat bij “Het boek Exodus” hoort is: [[dewoningvangod|De woning van God]]