{{ waw_algemeen.png?400 }} =====1. De mens is goed===== Over de letter //waw// is een heleboel te zeggen. Laat ik beginnen met de [[hethebreeuws#2.2. Het getal|getalswaarde]] van deze letter. Die is 6. De 6 speelt al een rol in het [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|eerste hoofdstuk]] van het Bijbelboek [[hetboek_genesis|Genesis]]. In dit hoofdstuk wordt verteld dat [[isgoddood|God]] alles wat er is in 6 dagen geschapen heeft. De letter //waw// heeft dus iets te maken met Gods schepping. Het [[hethebreeuws|Hebreeuwse]] woord voor “scheppen” is //bara//. Dit woord bestaat uit de letters [[2_beth|bēth]], [[200_resj|rēsj]] en [[1_alef|alèf]]. De getalswaarden van de //bēth// en de //rēsj// zijn respectievelijk 2 en 200. Beide getallen drukken de “tweeheid” uit. Die “tweeheid” is typerend voor het hele scheppingsverhaal. Allerlei tweeheden worden daar tot stand gebracht: hemel en aarde, licht en duisternis, enzovoort, enzovoort. Met die tweewordingen is de schepping echter nog niet klaar. Aan het eind van het woord //bara// staat nog een //alèf//, een 1. De 1 is het getal van de éénheid en ook het getal van God. Alles wat wij hier op aarde kunnen kennen, bestaat uit tweeheden. Elk “ding” heeft zijn “tegending”, elke pool zijn tegenpool. Zonder zijn “tegending”, zijn tegenpool, kunnen wij ons zo’n “ding”, zo’n pool, niet eens voorstellen. Alleen tegenover God kun je niets anders zetten. God heeft geen tegenpool, geen tegengod. Daarom kunnen wij ons God hier niet voorstellen. God is één.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=5&cs-bijbelhoofdstuk-2=6&cs-versnummer-3=4-4&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Deuteronomium 6:4]].)) Uit die éénheid heeft Hij alle tweeheden geschapen. Dat scheppingswerk is echter pas af als al die tweeheden weer met elkaar verbonden zijn, als ze weer een éénheid vormen, als ze weer terug zijn bij Hemzelf, de Ene. Hoe wil God dat doen? Hoe wil Hij van die tweeheden weer een éénheid maken? Door het schepsel dat Hij aan het einde van de zesde dag op de wereld plaatst, het schepsel dat Hij //Adam//, ‘mens’, noemt. De mens is dus bedoeld als verbinder. In zichzelf is hij al een verbinding. God schept hem namelijk //zachar oe nəqevah//, ‘mannelijk én vrouwelijk’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=27-27&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 1:27]].)) Het voegwoordje “en” bestaat in het Hebreeuws maar uit één letter, en die letter is de //waw//. Op talloze plekken in de [[dehebreeuwsebijbel|Hebreeuwse Bijbel]] kom je dat “en”, die //waw// tegen. Bijvoorbeeld aan het begin van de zin die de [[detienwoorden|Tien Woorden]] inleidt. In mijn document [[eengoddiespreekt|Een God die spreekt]] heb ik het begin van die zin vertaald als: ‘//En God verwoordt al deze woorden..//’ Met ‘//al deze woorden//’ worden de Tien Woorden bedoeld, die op die zin volgen.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=20&cs-versnummer-3=2-17&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Exodus 20:2-17]].)) Het woordje ‘//en//’ geeft aan dat de tekst van die woorden niet losstaat van het verhaal dat daarvóór verteld is. In dat verhaal daalt God neer op de top van de berg Sinaï om dat alles uit te spreken.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=19&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Exodus 19]].)). Dat “en”, die //waw//, bindt Bijbelgedeelten dus aan elkaar, smeedt hen samen tot het éne boek dat de Bijbel heet. En dat “en”, die //waw//, is ook de mens. De mens is het enige schepsel dat dingen kan benoemen en die dingen vervolgens in een samenhangend verhaal kan plaatsen. De mens kan dingen één maken, schepsels terugbrengen naar de Schepper. De mens is Gods voegwoordje. Zes keer zegt God in het scheppingsverhaal dat het “goed” is wat Hij gemaakt heeft. Maar als Hij de mens gemaakt heeft, noemt Hij dat “zeer goed”. Het Hebreeuwse woord voor “zeer” is //məod//. De getalswaarde van dit woord is 45. Dat is ook de getalswaarde van het woord //Adam//, ‘mens’. Zelfs de letters van //məod// en //Adam// zijn hetzelfde, alleen de volgorde van die letters is anders. God zegt hier dus eigenlijk dat de méns goed is. Met die mens wil God Zijn scheppingswerk voltooien. =====2. Een haak en een slang===== In het vorige hoofdstuk noemde ik de mens “Gods voegwoordje”. Je zou hem ook “Gods haak” kunnen noemen. Met een haak kun je dingen die van elkaar gescheiden zijn met elkaar verbinden. Met behulp van de mens wil God zijn schepselen aan elkaar binden en zo een éénheid maken van zijn schepping. De haak is het [[hethebreeuws#2.4. Het beeld|beeld]] van de //waw//. Die //waw// is de mens zoals God hem bedoeld heeft. Maar de mens voldeed niet aan Gods verwachtingen. Dat kun je lezen in het //tweede// scheppingsverhaal.((Zie het [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=4-25&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|tweede]] en het [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=3&cs-versnummer-3=&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|derde]] hoofdstuk van Genesis)). Volgens [[weinrebenwaarheid|Friedrich Weinreb]] speelt dat verhaal zich af aan het einde van de zesde scheppingsdag. De mens bevindt zich daar in de tuin “Eden”. Eden betekent ‘verrukking’. Hij leeft daar dus in een uiterst gelukkige toestand. Dat geluk wordt echter verstoord door een slang. Bij het woordje slang moet ik denken aan de Hebreeuwse letter [[60_samech|samèch]]. Het [[hethebreeuws#2.4. Het beeld|beeld]] van die letter is namelijk de slang. De getalswaarde van de //samèch// is 60. De //samèch// heeft dus net als de //waw// met het getal “zes” te maken. De //waw// is de “zes” op het vlak van de [[hethebreeuws#2.3. Eenheden, tientallen en honderdtallen|eenheden]], de getallen die de wereld uitdrukken zoals God die voor ogen had toen Hij haar ging scheppen. En de //samèch// is de “zes” op het vlak van de [[hethebreeuws#2.3. Eenheden, tientallen en honderdtallen|tientallen]], de getallen van de wereld zoals die nu is. De //waw// is de mens zoals God hem bedoeld heeft en de //samèch// is de slang die de mens verleid heeft om te worden wie hij nu is. Zowel de //waw// als de //samèch// zijn verbinders. De //waw// verbindt iets met iets anders en de //samèch// verbindt zichzelf met zichzelf. Dat zie je al aan de [[hethebreeuws#2.5. De vorm|vorm]] van deze letters: {{ waw_samech_vorm.png?550 }} De //waw// is een letter met een verticale vorm. Boven hem is de wereld van God en onder hem is ónze wereld. Zelf is hij de middelaar die deze werelden met elkaar verbindt. De //samèch// is een letter met een ronde vorm. De vorm van een slang die in zijn eigen staart bijt. Die verbindt geen werelden met elkaar. Die verbindt alleen zijn eigen kop en staart. De slang heeft de mens op zichzelf gericht. Hoe is dat gebeurd? Dat wordt verteld in de rest van het verhaal: De slang benadert eerst de vrouwelijke helft van de mens, de helft die het dichtst bij de openbare kant van de dingen staat, bij dat wat je kunt zien, horen, voelen en bedenken.((Zie Weinreb, F (1982) //Martha en Maria - De vrouw//, p. 14, 15.)) Hij vraagt haar hoe het eigenlijk zit met het geluk dat God de mens geschonken heeft, wat ze daar nu eigenlijk van áf weet. Vervolgens laat hij haar zien hoe begeerlijk het is om zulke dingen te weten, hoe fijn het is alles kloppend te maken, om een ronde wereld, een slangenwereld, voor zichzelf te scheppen. Zij valt als een blok voor dat weten en prijst dit op haar beurt ook haar andere helft aan, de mannelijke helft, de helft die te maken heeft met de verborgen kant van de dingen. Als ook díe helft voor het weten is gewonnen, wijkt Gods geluk van de mens. {{ http://www.spaightwoodgalleries.com/Media/Chagall/Chagall_60Bible_Fall_235a.jpg?430 = |Deze lithograaf heet ‘Paradijs’ en is in 1960 gemaakt door Marc Chagall }} =====3. De supermens===== Als de mens voor “het weten van de slang” gevallen is, wil er nog iets anders geschapen worden, namelijk de supermens. Volgens Johannes, één van de schrijvers van het [[hoedebijbelisingedeeld#3. Uit welke boeken bestaat het Nieuwe Testament?|Nieuwe Testament]], is het getal van deze supermens 666.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=66&cs-bijbelhoofdstuk-2=13&cs-versnummer-3=18-18&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Openbaring 13:18]].)) Het getal van de mens is 6. Als je die 6 vermenigvuldigt met 6 krijg je 36. Als je vervolgens de getallen 1 tot en met 36 bij elkaar optelt, krijg je 666. Dat is het getal van de superweter, van de mens die zichzelf door en door heeft leren kennen, de mens die zich constant bezig houdt met zichzelf, die alleen gericht is op zichzelf, die zich uitsluitend door zichzelf laat leiden. Zo’n supermens beschouwt Gods schepping als zijn materiaal. Hij accepteert haar niet zoals ze is, maar wil iets anders van haar maken, iets dat hem meer aanstaat. Johannes noemt deze supermens “het beest”. Hij laat zich namelijk leiden door de dierlijke, lichamelijke kant van de mens, de kant die alleen maar uitgaat van wat hij ziet, hoort en voelt. Ook díe kant heeft God op de zesde dag geschapen. Hij begon daar die dag mee.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=24-25&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 1:24, 25]].)) En toen God dat gedaan had, maakte Hij de eigenlijke mens, de mens die het spiegelbeeld van Hemzelf was.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=27-27&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 1:27]].)) Van dat eigenlijke menselijke leven moet “het beest” niets hebben. Hij wil in het dierlijke blijven hangen. Weinreb noemt het “beest” een robot. Hij gedraagt zich namelijk alsof hij geprogrammeerd is. Dat maakt hem heel aantrekkelijk voor duivels. Volgens de [[weinrebendejoodseoverlevering#3. De Kabbala|Kabbala]] zijn duivels kwaadaardige wezens die zich niet kunnen concretiseren. Daar hebben ze een levend wezen voor nodig. Duivels willen zich van hen bedienen, hen in bezit nemen, door en door slechte schepsels van hen maken. God laat het echter zover niet komen. =====4. Onze wereld===== Om de mens te redden van het kwaad, beëindigt God de zesde dag voortijdig. De mens moet de tuin van Eden verlaten en komt in de wereld terecht zoals wij die nu kennen. {{ http://www.marcchagallart.net/images/268.jpg?430 = |Deze lithograaf heet ‘Adam en Eva verdreven uit het paradijs’ en is in 1960 gemaakt door Marc Chagall }} In de wereld zoals wij die nu kennen is geluk slechts iets tijdelijks. In die wereld bestaat de dood. In hoofdstuk [[6_waw#1. De mens is goed|1]] schreef ik dat God zijn schepping na de komst van de mens “zeer goed” noemt. Het Hebreeuwse woord voor “zeer” is //məod//. Qua klank lijkt dat woord op het woord //moth//, dat ‘dood’ betekent. Volgens de Joodse Overlevering zegt God eigenlijk dat “de dood goed is”. Goed? Hoe kan de dood goed zijn? Omdat we daardoor weer tot God kunnen naderen. Het Hebreeuwse woord voor ‘naderen’ is //qaràv//. Gewoonlijk wordt //qaràv// vertaald met ‘offeren’, maar dat roept beelden op van dieren die geslacht worden. Hier wordt echter iets anders “geslacht”, namelijk de dierlijke, lichamelijke kant van onszelf. Daar vloeit geen bloed bij, dat vind allemaal in ons innerlijk plaats.((Meer over dit proces kun je vinden in mijn document [[opwegnaardeeenheid|Op weg naar de eenheid]].)) In hoofdstuk [[6_waw#2. Een haak en een slang|2]] schreef ik dat wij op aanraden van de slang in een ronde wereld zijn gaan leven, een wereld waarin we alleen zijn met onszelf. Zolang dat het geval is, dénken we er niet aan om naar God terug te keren. Om de weg naar God weer in te slaan, zouden we eerst dat kringetje moeten doorbreken.((Meer over dit gebeuren lees je in mijn document [[hetboek_leviticus|Het boek Leviticus]].)) In de paradijselijke omgeving die de tuin van Eden is, kan dat niet. Daar is het dierlijke, het lichamelijke in ons, te sterk om “geslacht” te kunnen worden. Als God ons in die situatie zou laten, zouden we Hem en onze medeschepselen totaal uit het oog verliezen. We zouden dan namelijk genoeg hebben aan onszelf. Om dat te voorkomen, bracht Hij ons in ónze wereld, in de wereld die Weinreb “de wereld van de zevende dag” noemt. In die wereld bestaat de dood. Die dood kan onze dierlijke, lichamelijke kant genoeg verzwakken om de terugreis aan te kunnen vangen. De terugreis is dat wat ik iets verder terug //qaràv//, ‘naderen’ heb genoemd. Naderen tot God, maar ook tot onszelf. Want als we bij God komen, komen we ook bij onszelf, bij ons //qèrèv//, ons ‘inwendige’, ons ‘midden’. Dan worden we weer wie we eigenlijk zijn, verbinders, “//waw’s//”. Om dat mogelijk te maken, worden we in de wereld geboren die wij hier kennen. Onze komst in die wereld wordt in het Bijbelboek [[hetboek_exodus|Exodus]] op een andere manier verteld: In het begin van dat boek bevinden de Israëlieten zich in het land [[hetboek_exodus#2. Mitsràjim|Mitsràjim]]. //Mitsràjim// is de “wereld van de zesde dag”. In die wereld wordt paal en perk aan hen gesteld. Ze mogen daar de grens van de “zes” niet overschrijden. Wanneer de Israëlieten //Mitsràjim// verlaten, tellen ze 600.000 man.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=12&cs-versnummer-3=37-37&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Exodus 12:37]].)) De heerser van //Mitsràjim// jaagt hen dan met 600 wagens achterna.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=14&cs-versnummer-3=5-7&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Exodus 14:5-7]].)) Die wagens worden getrokken door paarden. Het Hebreeuwse woord voor paard is //soes//. //Soes// bestaat uit de letters //samèch//, //waw// en nog een //samèch//. De getalswaarden van deze letters zijn respectievelijk 60, 6 en 60. De “zes” komt hier dus steeds terug. Met het leger van //Mitsràjim// op de hielen, komen de Israëlieten bij de //jam soef//, de ‘zee van het einde’. //Jam//, het woordje voor ‘zee’ is verwant met //jōm// wat ‘dag’ betekent. De //jam soef// zou je dus ook kunnen vertalen als ‘het einde van de dag’ of het ‘einde van de tijd’. Alles lijkt afgelopen voor de Israëlieten. Dan gebeurt er iets onvoorstelbaars. Er ontstaat een pad in de zee. Een pad met aan beide zijden muren van water. Het Hebreeuwse woord voor ‘water’ is //màjim//. //Màjim// is net als //jam//, ‘zee’ verwant met //jōm//, dag. Eigenlijk gaat het hier dus om de tijd die stilstaat. Je kunt het een beetje vergelijken met sterven. Als je sterft gaat de tijd zo traag dat je je hele leven kan overzien. Hier gaat het echter om een overgangssituatie. De Israëlieten bereiken namelijk heelhuids de overkant.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=14&cs-versnummer-3=5-30&cs-bijbelvers_v1-4=&search=Zoeken|Exodus 14:5-30]].)) Die overkant is de “woestijn”. Deze woestijn is de “wereld van de zevende dag”. Daar kan de “zes” overschreden worden. Het getal van de Israëlische mannen loopt dan ook op tot 603.550.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=4&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=32-32&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Numeri 2:32]].)) Vergeleken bij ‘de vleespot’ en de overvloed aan ‘brood’ in //Mitsràjim// heeft die woestijn weinig te bieden. Steeds is er daar weer gebrek aan iets.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=16&cs-versnummer-3=2-3&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Exodus 16:2,3]].)) Maar juist daar laat God Zijn [[dewoningvangod|woning]] opbouwen. Juist daar kunnen mensen weer bij Hem komen. Tot zover dit verhaal uit het boek Exodus. Volgens Weinreb is dit geen sprookje over een primitief volk uit het verleden, maar een verhaal over hoe wij in ónze wereld terechtkomen. //Mitsràjim// is onze moeder, de //jam soef// is het vruchtwater en de “woestijn” is de wereld waarin wij na onze geboorte terechtkomen. Dat is een wereld waarin we stapje voor stapje naar onze dood reizen, maar ook een wereld waarin we ons hele hebben en houden bij God kunnen brengen. In die wereld, de “wereld van de zevende dag”, houdt God //sjàbbath//, daar voltooid Hij in alle rust zijn scheppingswerk.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=2-2&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 2:2]].)) Het Hebreeuwse woord voor voltooien is //kalah//. //Kalah// is afgeleid van //kol// wat ‘heel’ betekent. Juist hier wordt Gods schepping dus weer heel. Juist hier komt alles wat in tweeën gebroken is, weer terug bij God zélf. =====5. De Naam JHWH en de mens===== In het vorige hoofdstuk noemde ik onze wereld de “wereld van de zevende dag”. Die zevende dag noemt de Bijbel een dag ‘//om te doen//’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=3-3&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 2:3]].)) We zijn in onze wereld om het werk te doen waarvoor God ons gemaakt heeft, namelijk het verbinden van tweeheden.((Zie hoofdstuk [[6_waw#1. De mens is goed|1]].)) God heeft dat werk zélf al voorbereid.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=49&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=10-10&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Efeziërs 2:10]].)) Hij heeft er een bedding voor gemaakt. Die bedding is Zijn Naam, de Naam JHWH. Deze Naam verbindt ónze wereld, “wereld van de zevende dag”, met de wereld die daaraan voorafgaat, de wereld van de zes scheppingsdagen. In het begin van de Bijbel kun je dat al in code terugvinden: De woorden waarmee het Bijbelverhaal over de zes scheppingdagen eindigt, zijn //Jōm Hà-sjisjī//, ‘de zesde dag’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=31-31&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 1:31]].)) De beginletters van die woorden zijn J en H. De woorden waarmee het Bijbelverhaal over de zevende dag begint, zijn //Wà-jə-choeloe Hà-sjamàjim//, ‘en voltooid wordt de hemel’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=2&cs-versnummer-3=1-1&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 2:1]].)) De beginletters van die woorden zijn W en H. Samen vormen deze J en H en deze W en H de Naam JHWH. De wereld van de zes dagen is de wereld zoals God die geschapen heeft, Gods wereld, de wereld die een paradijs is. De wereld van de zevende dag is de wereld waarin wij nu leven, ónze wereld, een wereld die allesbehalve een paradijs is. Maar juist die wereld van de zevende dag dringt zich elk moment aan onze zintuigen op. Dat is de wereld die wij zien, horen, ruiken, smaken en voelen. De wereld van de zes dagen níet. Die wereld ligt in het verleden, een verleden dat diep in ons weggescholen ligt, een verleden waar we wel naar verlangen, maar dat we niet kunnen bereiken. De Naam JHWH verbindt die werelden echter met elkaar. Die brengt de wereld van God bij ónze wereld en ónze wereld bij de wereld van God. Dat gebeurt door de mens. De mens is namelijk de //waw//, de W, die alle tweeheden met elkaar verbindt. En die //Waw//, die W, is de derde letter van de Naam van God: {{ jhwh_en_de_mens.png?470 }} De //waw//, de W, in de Naam JHWH is dus de mens. De twee [[5_he|hē’s]], H’s, in de Naam JHWH zijn de werelden waarmee die mens verbonden is. De eerste H is de wereld van God en de tweede H is ónze wereld. De [[10_jod|jōd]], de J in de Naam JHWH is God zélf zoals Hij hier bij ons aanwezig is.((Zie [[10_jod#2. De eerste letter van de Naam|De eerste letter van de Naam]].)) In de Naam JHWH is de mens als //waw// overal mee verbonden, met zijn eigen wereld, met de wereld van God en met God zélf. In die Naam kan hij zijn zoals God hem bedoeld heeft. Buiten die Naam kan hij alleen in zijn eigen wereld leven. Buiten die Naam is hij afgesloten van zijn verleden, van zijn oorsprong en zal daarom altijd een leegte in zich voelen. Je kunt ook nog op een andere manier naar de Naam JHWH kijken, namelijk als een gebeuren waarin de //hē’s//, de H’s, helften zijn die met elkaar verbonden worden: {{ jhwh_en_de_getallen.png?470 }} De //jōd//, de J in de Naam JHWH is de letter van God zélf zoals Hij hier bij ons aanwezig is. De getalswaarde van die letter is 10. Die 10 staat voor het totaal, voor alles wat er is. Alleen God heeft alles in zich. In Hem vormt dat alles nog een geheel. Wanneer God de dingen begint te scheppen, breekt die heelheid in tweeën. Dan ontstaan twee helften. Die helften zijn de //hē’s//, de H’s in de Naam JHWH. Dat zie je al in de getalswaarde van de //hē//. Die is namelijk 5 en dat is de helft van 10. Deze helften worden weer met elkaar verbonden door de //waw//, de W in de Naam JHWH. Die //waw// is de mens, de verbinder die de schepping weer terugbrengt naar de Schepper. In hoofdstuk [[6_waw#1. De mens is goed|1]] schreef ik, dat die //waw// ook het voegwoordje “en” is. Het gedeelte “HWH” in de Naam JHWH kun je dan lezen als ‘de ene helft én de andere helft’. Samen vormt dat weer een geheel. Als je naar de getalswaarden kijkt, kun je “HWH” lezen als ‘de ene 5 én de andere 5’. Samen is dat 10, de getalswaarde van de //jōd//, de J waarmee de Naam JHWH begint. We zijn dan weer terug bij het geheel, bij God zélf. =====6. Een jōd die afdaalt===== Als letter volgt de //waw// op de [[5_he|hē]]. Het beeld van de //hē// is het venster. Door een venster kijk je uit naar iets dat buiten is, naar een wereld die anders is dan die van jou. Je doet dat, omdat je naar die wereld verlangt. De wereld die bij uitstek anders is dan de onze, is de wereld van God. De //hē// drukt het verlangen uit van ónze wereld naar Gods wereld en van Gods wereld naar ónze wereld. In de //waw// is dat verlangen vervuld. Daar is een verbinding tot stand gebracht. Daar zijn ónze wereld en Gods wereld met elkaar verbonden. De verbinding is de //waw// zelf: {{ letters_vorm_waw_1.png?520 }} De bovenste kant van de //waw// ziet er precies uit als een [[10_jod|jōd]]. Deze //jōd// bevat alles wat er is. In het begin is alles nog bij God. Daar is alles nog één. Dan vindt de schepping plaats. Er komen tegenstellingen. Die tegengestelden gaan weer naar elkaar verlangen. Uiteindelijk komen ze weer bij God, bij de éénheid terecht. Weinreb noemt dit het 1 – 2 – 1 principe.((Meer over dit principe lees je in hoofdstuk [[10_jod#5. De oervorm|5]] van mijn document over de letter //jōd//.)) Dit alles vindt plaats in de wereld van God, de wereld zoals God die bedoeld heeft. Er is ook nog een wereld waarin de dingen er heel anders uitzien. Die wereld is ónze wereld, de wereld die wij met onze zintuigen waarnemen. In het onderste puntje van de //jōd// vind een afdaling naar die wereld plaats. Als deze wereld bereikt is, is de //waw// klaar. De //waw// is de mens zélf. Lichamelijk drukt de //waw// zich uit in onze hersenen en ruggengraat: {{ waw_ruggengraat.png?520 }} Het bovenste gedeelte, het “jōd-gedeelte” van de //waw// stelt onze hersenen voor. Die hersenen vloeien voort uit de éénheid, die God is. Dat is de bovenste punt. Sinds wij het “weten van de slang” omarmden,((Zie hoofdstuk [[6_waw#2. Een haak en een slang|2]].)) zijn we ons van die éénheid niet meer bewust. We denken dan alleen nog maar in tegenstellingen. Daarom heb ik de bovenste punt hier aangegeven met stippellijntjes.((Meer over de hersenen vind je in hoofdstuk [[10_jod#6. De hersenen|6]] van mijn document over de letter //jōd//.)) De onderste punt is er nog wel. Dat is de hersenstam, die naar de ruggengraat leidt. Bijna aan het einde van de ruggengraat vind je de geslachtsdelen. Die stellen ons in staat om hier op aarde één te worden. =====7. De oorspronkelijke mens===== De [[weinrebendejoodseoverlevering#3. De Kabbala|Kabbala]] noemt de //waw// de letter van Jozef.((Meer over Jozef kun je lezen in paragraaf [[hetboek_genesis#5.6. Juda en Jozef (I)|5.6]], [[hetboek_genesis#5.7. Jozef alleen|5.7]] en [[hetboek_genesis#5.8. Juda en Jozef (II)|5.8]] van mijn document over het boek Genesis.)) Jozef is dus de mens bij uitstek. In één van de Bijbelverhalen werkt Jozef bij Potifar. Potifars vrouw wordt verliefd op hem en probeert hem bij zich in bed te krijgen. Maar Jozef gaat daar niet op in. Potifar heeft Jozef alles ‘//in//’ de ‘//hand//’ gegeven, behalve zijn vrouw. Zij is het ‘//brood//’ waarvan Potifar ‘//eet//’. Haar mag Jozef niet ‘//kennen//’.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=39&cs-versnummer-3=1-12&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 39:1-12]].)) Net als bij het eerste mensenpaar gaat het hier om “kennis”. Bij het eerste mensenpaar wordt het gewone Hebreeuwse woord voor “kennis” gebruikt, namelijk //dà’àth//. Bij Jozef valt het woord //jadà’//, wat ook ‘kennen op intiem vlak’, ‘gemeenschap hebben met’ kan betekenen. Maar in beide gevallen is die kennis iets verleidelijks. Volgens de Kabbala is Jozef de enige nakomeling van Adam die niet voor deze verleiding gevallen is. Hij ‘//eet//’ niet van het ‘//brood//’ van Potifar. Brood is het eindproduct van de tarwe. In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=5&cs-bijbelhoofdstuk-2=8&cs-versnummer-3=8-8&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Deuteronomium 8:8]] is dat de eerste van de vruchten die het beloofde land de Israëlieten te bieden heeft.((Zie [[dethorah#6.3. De Thorah en het 1-2-1 principe|De Thorah en het 1-2-1 principe]].)) Weinreb stelt deze vrucht gelijk aan de levensboom waarover in het tweede scheppingsverhaal gesproken wordt.((Zie hoofdstuk [[6_waw#2. Een haak en een slang|2]].)) Deze boom staat daar voor Gods éénheid. Die éénheid moet je hier laten groeien, die mag je niet voortijdig plukken.((Meer hierover vind je in paragraaf [[hetboek_genesis#3.3. Het tweede scheppingsverhaal|3.3.]] van mijn document over het boek Genesis.)) Jozef doet dat dan ook niet. Daarom zegt de Kabbala dat Jozef //Adam Qadmon// is, de ‘oorspronkelijke mens’. //Adam Qadmon// is de mens die er al was voor het eerste mensenpaar, de mens die niet zoals hen voor de verleiding van de kennis gevallen is. //Adam Qadmon// was er zelfs al toen God de wereld nog niet geschapen had. Hij woonde toen bij God in Zijn hemel.((Zie [[hethebreeuwsendemens#4. Het Woord van God|Het Woord van God]].)) Volgens de kabbalist [[weinrebendejoodseoverlevering#3.5. De Luriaanse Kabbala|Isaac Luria]] is //Adam Qadmon// niet alleen de eerste maar ook de laatste mens. Aan het einde van de tijd zal hij als de //Masjīàch//, de Messias neerdalen naar ónze wereld. Christenen denken hier aan [[wieisjezus|Jezus]]. Volgens het Nieuwe Testament weigerde Jezus te nemen wat hem niet gegeven werd.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=40&cs-bijbelhoofdstuk-2=4&cs-versnummer-3=1-11&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Matteüs 4:1-11]].)) Datzelfde Nieuwe Testament beschrijft hem op een manier die aan de kabbalistische //Adam Qadmon// doen denken. In [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=51&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=15-17&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Kolossenzen 1:15-17]] wordt hij de ‘//eerstgeborene van alle schepping//’ genoemd. En [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=46&cs-bijbelhoofdstuk-2=15&cs-versnummer-3=45-47&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|1 Korintiërs 15:45-47]] noemt hem de ‘//laatste Adam//’ en de ‘//tweede mens//’, de mens die ‘//uit de hemel//’ komt. Dat alles maakt van Jezus de //waw// bij uitstek, de mens zoals God hem bedoeld heeft, de mens die uit de hemel neerdaalt naar ónze wereld: {{ letters_vorm_waw_2.png?520 }} Deze //waw//, deze hemelse mens, daalt neer naar ónze wereld omdat hij zich met haar wil verbinden. En op haar beurt wil ónze wereld zich dan met hem verbinden. Deze //waw//, deze hemelse mens, blijft dus niet alleen. Dat lees je ook in de verhalen over Jozef en Jezus: De naam Potifar duikt later in het boek Genesis weer op. Hij wordt dan Poti Fera genoemd.((Zie Onderwijzer, A.S. (1895) //Nederlandsche vertaling van den Pentateuch// (met commentaar van Rasji), I, p. 526, 527.)) Het gaat dan over zijn dochter Asnath, die Jozefs vrouw wordt. Uit haar komen Jozefs nakomelingen voort. Het “brood” van Potifar wordt uiteindelijk dus toch nog aan Jozef gegeven.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=1&cs-bijbelhoofdstuk-2=41&cs-versnummer-3=45-52&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Genesis 41:45-52]].)) Ook Jezus krijgt een vrouw. Dat zijn zijn volgelingen, die ook zijn “lichaam” worden genoemd.((Zie [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=51&cs-bijbelhoofdstuk-2=1&cs-versnummer-3=18-22&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|1 Kolossenzen 1:18-22]].)) Onze wereld en Gods wereld worden zo weer met elkaar verbonden. =====8. Tenthaken===== In hoofdstuk [[6_waw#2. Een haak en een slang|2]] schreef ik dat het beeld van de //waw// de haak is. Die haak zie je terug in het schrift: {{ waw_beeld.png?680 }} In het oude Proto-Semitische schrift is de haak het best herkenbaar. De haak heeft daar een gesloten oogje. De //waw// van het Arabische schrift lijkt hier sterk op. De Hebreeuwse //waw// ook, maar daar is het oogje dicht. In het Foenicische schrift heeft de haak maar een half oogje. De Griekse letter //upsīlon// lijkt daar op, maar het halve oogje is daar een v’tje geworden. Hetzelfde geldt voor onze letter Y. Ook andere letters van ons Latijnse alfabet zijn afgeleid van de //waw//, namelijk de F, de V, de U en de W. De U en de W zijn pas in de Middeleeuwen ontstaan. Vóór die tijd werd de V ook voor de oe- en de w-klank gebruikt.((Zie [[http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/taal/81507-het-latijns-alfabet-ontdek-het-van-a-tot-z.html|Het Latijns alfabet, ontdek het van A tot Z]].)) In de Bijbel worden haken gebruikt in de //misjkan//, de [[dewoningvangod|plaats waar God woont]]. Deze //misjkan// bestaat uit twee onderdelen: - Het heilige van de heiligen.\\ - Het heilige. Het “heilige van de heiligen” is de wereld van God, de wereld zoals God die bedoeld heeft.((Meer over dit “heilige van de heiligen” lees je in hoofdstuk [[dewoningvangod#4. De àrōn|4]] van mijn document over de woning van God.)) Het “heilige” is de hoogste toestand die in ónze wereld mogelijk is.((Meer over dit “heilige” lees je in hoofdstuk [[dewoningvangod#6. De rest van de misjkan|6]] van mijn document over de woning van God.)) God woont dus niet alleen in zijn eigen wereld, maar ook in de onze. Volgens [[http://www.naardensebijbel.nl/?search-class=DB_CustomSearch_Widget-db_customsearch_widget&widget_number=preset-default&-0=vers&cs-booknr-1=2&cs-bijbelhoofdstuk-2=26&cs-versnummer-3=1-6&cs-bijbelvers_v2-4=&search=Zoeken|Exodus 26:1-6]] werden zowel het “heilige van de heiligen” als het “heilige” overdekt met tentkleden. Het Hebreeuwse woord voor tentkleed is //jərī’ah//. //Jərī’ah// is afgeleid van //rej’à//, wat ‘vriend’ betekent. //Jərī’ah// zou je kunnen vertalen als ‘hij (die als) vriend uitkijkt naar (een andere vriend)’. Onze wereld en de wereld van God willen hier dus vrienden van elkaar worden. Dat wordt nog duidelijker als je ziet om hoeveel tentkleden het gaat, namelijk vijf voor de ene wereld en vijf voor de andere wereld. Vijf is de getalswaarde van de letter [[5_he|hē]]. Het beeld van de //hē//, de H, is het venster, waardoor je uitkijkt naar een andere wereld. Bij die twee vijven moet ik denken aan de twee H’s in de Naam van God. Tussen die H’s bevindt zich de //waw//, de W, de haak. Ook in Gods woning bevinden zich tussen de twee vijven haken. Het Hebreeuwse woord dat dáár voor “haak” gebruikt wordt, is //qèrès//. De eerste twee letters van het woord //qèrès// zijn de [[100_qof|qōf]] en de [[200_resj|rēsj]]. Samen vormen die een stam die gebruikt wordt voor woorden die een bijzondere ontmoeting uitdrukken, een ontmoeting die eigenlijk onmogelijk is. Het woord //qaràv//, dat ik in hoofdstuk [[6_waw#4. Onze wereld|4]] besprak en ‘naderen (tot God)’ betekent,((Zie paragraaf [[hetboek_leviticus#1.4. Naderen|1.4]] van mijn document over het boek Leviticus.)) heeft ook die stam. De derde letter van het woord //qèrès// is de [[60_samech|samèch]]. Het beeld van de //samèch// is de slang. //Qèrès// zou je kunnen vertalen als ‘ontmoeten van de slang’. Het eerste mensenpaar heeft zo’n ontmoeting gehad, maar die ontmoeting heeft de werelden juist van elkaar gescheiden. Hier gaat het echter om een ontmoeting die de werelden met elkaar verbindt, die hen aan elkaar haakt. Dat deden Jozef en Jezus. Zij zijn niet gezwicht voor het weten van de slang. Daardoor konden ze ónze wereld aan Gods wereld koppelen. Zo maakten ze Gods woning weer één. En zo werd ook Gods Naam weer heel. =====9. Literatuur===== * Weinreb, F. (1975) //Anthropologie II//, p. 29-32. * Weinreb, F (1976) //De Bijbel als Schepping//, p. 78, 86, 87, 119-122, 277,278. * Weinreb, F (1985) //De zin van de schrifttekens//, p. 8. * Weinreb, F (1985) //Getallen in de Kabbala//, p. 27-33. * Weinreb, F (1992) //Het Hebreeuwse Alfabet//, Les 2, p. 26-31, 34-39; Les 3, p. 11, 16, 17. * Weinreb, F (1993) //Het mensbeeld in de Kabbala//, p. 186-210. * Weinreb, Friedrich (1981) //Letters van het leven. Het wezen van het Hebreeuwse alfabet//, p. 80-83. * Warris, Liliane, (1981) //Openbaring. Symboliek van het Hebreeuws//, p. 136-148.